| |
| |
| |
[Nummer 5]
| |
| |
| |
‘Ik voel nattigheid’
Zin en onzin van Neurolinguïstisch Programmeren (NLP)
Peter Burger
Emile Ratelband is het luidruchtigste voorbeeld, maar ook organisatieadviseurs, psychotherapeuten en bejaardenverzorgers maken er gebruik van: Neurolinguïstisch Programmeren (NLP). Een van de uitgangspunten van NLP is dat in ieders waarneming van de wereld een bepaald zintuig overheerst. Je merkt dat aan het taalgebruik: visueel ingestelde mensen zeggen vaker ‘Er gaat me een lichtje op’, auditieve types ‘Nu gaat er een belletje rinkelen.’ Wat is NLP precies? En werkt het eigenlijk wel?
Wanneer bij ons thuis de koekjestrommel onverwacht hol klonk, hoefde mijn moeder nooit lang te zoeken naar de dader. Ontkennen hielp niet: dat ik het gedaan had, stond duidelijk te lezen op mijn voorhoofd. Moeders kunnen van nature zien wanneer je liegt. Rechercheurs die verdachten verhoren, moeten dat leren. Dat valt niet mee, maar volgens een theorie die de laatste jaren opgang maakt, kun je leugenaars herkennen door op hun ogen te letten.
Ik zag het laatst nog eens uitgelegd in The Negotiator, een Amerikaanse film die goed is voor een avondje zinderende spanning: gijzelingen, complotten binnen het New Yorkse politieapparaat, mannen met machinegeweren in helikopters. In een van de sleutelscènes geeft de held - Samuel L. Jackson in een glansrol - een lesje leugendetectie aan de ‘bad guy’ die hij ondervraagt. Als die over een antwoord nadenkt en links omhoog kijkt, verzint hij iets; kijkt hij rechts omhoog, dan ziet hij beelden voor zich die hij zich echt herinnert.
| |
Voorkeurskanalen
Het kunstje met de scheve ogen wordt ook toegepast door Nederlandse politieagenten. Ze putten hun inspiratie daarvoor uit cursussen Neurolinguïstisch Programmeren (NLP), een verzameling technieken op het gebied van communicatie en psychotherapie die steeds populairder wordt. De luidruchtigste vertegenwoordiger is vuurloper Emile Ratelband, maar hij is niet de enige. NLP wordt toegepast in managementen verkoopcursussen, in het onderwijs en in de zorg voor demente bejaarden. Het helpt je om je spinnenfobie te overwinnen, trauma's te verwerken en beter te leren spellen.
Kort geleden dook NLP ook op in Onze Taal. In het themanummer over ‘De taal der zinnen’ (februari/maart 1999) vertelt een NLP-master en communicatieadviseur dat iedereen een voorkeur vertoont voor een bepaald zintuig. Dat ‘voorkeurskanaal’ is voor de een ‘zien’ (visueel), voor de ander ‘horen’ (auditief) en voor een derde ‘voelen en bewegen’ (kinesthetisch). Op welk kanaal iemand afgestemd is, is onder meer op te maken uit zijn taalgebruik. Mensen die kinesthetisch zijn ingesteld, gebruiken uitdrukkingen als dat kun je op je klompen aanvoelen, ik word hier niet goed van en ik voel nattigheid. Visuele types hebben ergens oog voor, auditieve zeggen dingen als dat luistert nauw.
Is dat echt zo? Als we afgaan op wat elementaire taalkunde en op enkele tientallen wetenschappelijke onderzoeken waarbij meer dan duizend proefpersonen zijn getest: nee. Is een NLP-cursus dan weggegooid geld? Evenmin. Maar eerst: waar komen die ideeën vandaan?
| |
Zelf expert worden
NLP is in het begin van de jaren zeventig uitgedacht door aankomend psychotherapeut Richard Bandler en buitengewoon hoogleraar taalkunde (en voormalig geheim agent) John Grinder, die elkaar ontmoetten aan de University of California in Santa Cruz. Ze ontdekten dat iedereen overal in kan leren uitblinken door het gedrag van experts te bestuderen en dat na te doen. Met een NLP-term: door hen te ‘modelleren’. Naar verluidt bezat vooral Grinder een fabelachtig vermogen om in de huid van anderen te kruipen, dat hij had opgedaan tijdens zijn carrière als geheim agent en bij zijn studie van Afrikaanse talen - de Masai zagen op den duur niet eens meer dat ze van doen hadden met een blanke Amerikaan.
Bandler en Grinder bestudeerden om te beginnen het gedrag van drie kopstukken uit verschillende therapeutische scholen: Milton Erickson, Virginia Satir en Fritz Perls. Al snel gingen ze zelf workshops geven voor psychotherapeuten. Maar wat begon als een eclectische vorm van psychotherapie, werd alras méér toen NLP'ers ook succesvolle organisatieadviseurs, communicatietrainers, binnenhuisarchitecten en andere experts gingen bestuderen.
| |
| |
Volgens een verhaal dat herinnert aan de schepping van epibreren door Simon Carmiggelt, is de term NLP maar half serieus. Een van de aartsvaders verzon hem ter plekke toen hij werd aangehouden door de campuspolitie: hij zei toen dat hij haast had omdat hij, ahum, ‘een college neurolinguëstisch programmeren’ moest geven.
Neuro staat voor het idee dat subjectieve ervaringen gestuurd worden door de hersenen. Linguïstisch verwijst naar het uitgangspunt dat mensen de wereld in kaart brengen door middel van taal. Problemen ontstaan vaak doordat ze de woorden verwarren met de werkelijkheid; een van de favoriete NLP-slogans luidt niet voor niets: ‘De kaart is niet het gebied.’ Programmeren, ten slotte, staat voor de optimistische overtuiging dat mensen beter kunnen functioneren door hun innerlijke ‘programma's’ te veranderen. NLP reikt daarvoor de technieken aan.
| |
Lichtpuntje
Wat hebben die zintuiglijke voorkeurskanalen nu met dit alles te maken? Dat zit zo: NLP'ers zijn hogelijk geënteresseerd in de manier waarop we de wereld tot ons nemen; ze willen ‘de structuur van de subjectieve ervaring’ achterhalen. En hoe kom je erachter hoe een ander de wereld waarneemt? Onder andere door te kijken welke zintuigen hij meer gebruikt dan andere. Beschrijft iemand Koninginnedag in Amsterdam als een feest van kleur (visueel), van muziek en geroezemoes (auditief), of legt hij de nadruk op de mensenmassa die zich door de straten perst (kinesthetisch)?
Volgens sommige NLP-boeken geeft ieder mens permanent de voorkeur aan een bepaald zintuiglijk ‘weergavesysteem’, volgens andere hangt het van de situatie af welk systeem overheerst. Hoe dan ook: het zintuig dat op een zeker moment domineert, kun je volgens alle NLP-auteurs onder andere aflezen aan oogbewegingen en taalgebruik. En die kennis helpt je om beter contact te leggen met je gesprekspartner. Je sluit bijvoorbeeld bij hem aan door zijn taalgebruik te imiteren. Dus als iemand zegt: ‘Ik voel dat we er weer greep op krijgen’ (kinesthetisch), moet je niet antwoorden: ‘Fijn dat jullie weer een lichtpuntje zien’ (visueel). Zegt je gesprekspartner: ‘Ik kijk er nu anders tegenaan’ (visueel), dan sla je de plank mis met ‘Dus het klinkt je nu anders in de oren’ (auditief) of ‘Dus je gaat daar nu anders mee om’ (kinesthetisch).
Belangrijker nog is dat je afstemt op het stemvolume, de ademhaling, de lichaamshouding en bewegingen van de ander. Als je die aansluiting - NLP'ers spreken van ‘rapport’ - tot stand brengt, voelt je gesprekspartner zich begrepen en staat hij meer open voor je suggesties.
| |
Proefpersonen
Zo'n overzichtelijk systeem van signalen die helpen de verstandhouding te verbeteren zou natuurlijk een zegen zijn voor therapeuten, colporteurs, agenten - ja, voor wie niet, eigenlijk? Ook psychologen waren geënteresseerd in de theorie, die bovendien door haar handzame schema's makkelijk te toetsen leek. Vooral in de jaren tachtig hebben psychologen dan ook tientallen pogingen ondernomen om in totaal meer dan duizend proefpersonen aan de hand van hun oogbewegingen en taalgebruik te betrappen op zo'n zin-
| |
Welk zintuig heeft uw voorkeur?
Bent u visueel, auditief of kinesthetisch ingesteld? Volgens NLP'ers kunt u daarachter komen door te letten op de frequentie waarmee u uitdrukkingen als deze gebruikt:
Visueel: kijk hebben op, het somber inzien, er gaat me een licht op, een vaag idee hebben, recht voorje neus, mistig, kristalhelder, kleurrijk, uitstraling, terugblik, rookgordijn
Auditief: bij wijze van spreken, op dezelfde golflengte, een andere toon aanslaan, het zegt me niets, er gaat een belletje rinkelen, ergens oren naar hebben, eentonig, harmonie, ongehoord
Kinesthetisch: in de puree zitten, in het duister tasten, ergens voor voelen, er zwaar aan tillen, messcherpe analyse, contact maken, greep krijgen op, solide, verpletterend, schokkend
tuiglijk weergavesysteem. Soms leverde dat iets op, zoals in het onderzoek van Falzett (1981), die uit de oogbewegingen van 26 rechtshandige studentes opmaakte dat zij een voorkeur hadden voor een bepaald zintuig. Hun taalgebruik sloot daar echter niet bij aan. Zei een van hen, heel kinesthetisch, ‘zich in een hoek gedrukt te voelen’, dan konden haar oogbewegingen er volgens het NLP-schema even goed op duiden dat zij daarbij niet iets voelde, maar iets zag.
Alles bij elkaar zijn de uitkomsten niet bemoedigend. In 1987 zette de Australische psycholoog Sharpley 44 onderzoeken op een rijtje: 38 daarvan wezen er niet op dat de zintuigentheorie enige waarde had. Als er al zoiets als een ‘weergavesysteem’ bestond, viel dat niet af te lezen uit oogbewegingen en taalgebruik. Tien jaar later kwamen de rechtspsychologen Vrij en Lochun op basis van een nog groter aantal onderzoeken tot dezelfde conclusie.
| |
Fundamentalisme
Illustratie: Frank Dam
Dat uitdrukkingen als op dezelfde golflengte zitten er niet op duiden dat iemand iets waarneemt met zijn innerlijke oor, is ook niet zo verwonderlijk. Mensen staan niet stil bij de letterlijke betekenis van afgesle- | |
| |
ten woorden, totdat iemand hun daar, bijvoorbeeld met een woordspeling, op wijst: ‘Seks is iets heel moois, als je er even bij stilstaat’ (Gerard Reve). NLP'ers nemen de taal te veel naar de letter en vervallen daarmee tot hetzelfde fundamentalisme als W.F. Hermans, die zich ergerde aan de nieuwe uitdrukking zijn twijfels hebben - hoeveel twijfels precies, wilde Hermans weten: twee, twintig? Of als de
Emile Ratelband legt het NLP-model uit: V staat voor ‘visueel’, A voor ‘auditief’ en K voor ‘kinesthetisch’
Foto: Freddy Rikken
Het is ook wel vreemd dat auteurs die een hevige interesse belijden in de relatie tussen taal en denken, en zeggen een ‘communicatietechnologie’ te ontwikkelen, zo weinig belangstelling hebben voor onderzoek op dat gebied.
lezeres van de Volkskrant die zich stoorde aan de racistische ondertoon van een zwarte dag.
Is er dan helemaal geen samenhang tussen taal en wereldbeeld? Zeker wel, en NLP'ers verwijzen dan ook graag naar het werk van de eminente Amerikaanse taalgeleerden Sapir en Whorf. Wat bekend werd als de ‘Sapir-Whorf-hypothese’ komt er kort gezegd op neer dat talen de werkelijkheid op een verschillende manier indelen, en dat die indeling het wereldbeeld van de sprekers bepaalt. Zo schijnen de Hopi-indianen een woord te hebben voor ‘alles wat vliegt, behalve vogels’, dat zowel insecten, vliegtuigen als piloten omvat.
Maar Sapir en Whorf hadden het over contrasten tussen verschillende talen, niet tussen de sprekers van een en dezelfde taal. En inmiddels, meer dan een halve eeuw na hun dood (in respectievelijk 1939 en 1941), zijn hun veronderstellingen door latere onderzoekers danig genuanceerd. De taalpsycholoog Steven Pinker (bekend van het populaire overzichtswerk Het taalinstinct) doet de hele Sapir-Whorf-hypothese zelfs af als triviaal: natuurlijk hebben eskimo's wat meer woorden voor sneeuw en kennen Arabieren meer soorten kamelen. So what?
| |
Lariekoek
Dergelijke ontwikkelingen in de taalkunde lijken NLP'ers echter niet te interesseren. Bovendien lenen ze onbekommerd links en rechts wetenschappelijke termen, zodat het geen wonder is dat sommige taalkundigen het gevoel hebben dat NLP'ers met hun vak aan de haal gaan. De luidruchtigste criticus in Nederland is Willem Levelt, hoogleraar psycholinguïstiek te Nijmegen. Hij betoogde in 1995 in Intermediair dat NLP niets had uit te staan met echte neurolinguïstiek, de wetenschap die onderzoekt hoe spreken en verstaan in de hersenen gestuurd worden, bijvoorbeeld bij afasiepatiënten. De theorie over zintuiglijke weergavesystemen bestempelt Levelt als ‘lariekoek’.
Het is ook wel vreemd dat auteurs die een hevige interesse belijden in de relatie tussen taal en denken,
| |
| |
en zeggen een ‘communicatietechnologie’ te ontwikkelen, zo weinig belangstelling hebben voor onderzoek op dat gebied. Wie afgaat op de meer dan honderd titels tellende bibliografie van het standaardwerk van Lucas Derks en Jaap Hollander, Essenties van NLP (1996), zou ten onrechte de indruk kunnen krijgen dat er in de taalkunde de afgelopen 35 jaar niets van belang is ontdekt. Om maar één onderwerp te noemen: over de manier waarop metaforen ons denken beënvloeden, een van de onderwerpen waar NLP'ers veel belang in stellen, is aardig wat afgeschreven, onder andere in de klassieker Metaphors We Live By (1980), van George Lakoff en Mark Johnson.
Misschien hoor je in NLP-boeken zo weinig over wetenschappelijke literatuur omdat NLP'ers vooral dóéners zijn. NLP is pragmatisch, verzekeren ze. Het werkt, en dat is belangrijker dan weten waarom het werkt. Derks en Hollander geven in Essenties van NLP de kritiek op de oogbewegingenhypothese ruimhartig weer, om vervolgens opgewekt over te gaan tot de orde van de dag. Verschijnselen bestaan toch niet pas als ze wetenschappelijk zijn bewezen? En wat heb je aan de statistische waarheden van de wetenschap als ze niet helpen om individuele cursisten of cliënten te begrijpen?
‘Mijn waarneming van nonverbaal gedrag is enorm gescherpt door het onderscheiden van oogbewegingen’, laten Derks en Hollander de NLP'er zeggen in een dialoog over wetenschap en praktijk. ‘Of het nou waar is of niet.’ Maar daar gaat het nu juist om: misschien zouden NLP'ers nóg beter contact kunnen maken met hun gesprekspartners als ze op iets anders letten dan op die oogbewegingen, want daar kun je immers niets aan aflezen.
Uit: P. Hoveling, De belevingsgerichte benadering van dementerende ouderen. Houten (enz.), Bohn Stafleu Van Loghum, 1995
| |
Polsstok
Is zoeken naar zintuiglijke voorkeurskanalen dan even zinnig als vragen welk sterrenbeeld iemand heeft? Niet helemaal. Hoewel het doel zelf op basis van onderzoek zinloos mag heten, liggen gunstige neveneffecten voor de hand. Al die aandacht voor lichaamstaal kan inderdaad de blik scherpen voor andere manieren van uitdrukken dan verbale. En het imiteren van iemands houding, stemvolume en taalgebruik kan de empathie bevorderen - twee mensen die in een vriendschappelijk gesprek verwikkeld zijn, neigen er sowieso toe om elkaars houding en gebaren te spiegelen.
Bovendien is die zintuigentheorie niet het enige of zelfs het belangrijkste van NLP (al is het nu net wel een van de punten waarop NLP zich onderscheidt van andere therapie- of communicatiemodellen). NLP is behalve een rammelende theorie ook een verzameling van degelijke technieken die mensen helpen om hun kijk op zichzelf en anderen te veranderen. Voor een belangrijk deel hebben die technieken hun waarde al bewezen in hypnotherapie, gedragstherapie, systeemtherapie en Rationeel-Emotieve Therapie (RET).
Ook de NLP-visie op taal heeft behalve nonsensicale ook behartigenswaardige kanten. Zinnig is bijvoorbeeld de aandacht voor persoonlijke metaforen die meer betekenis hebben dan de lichtjes en belletjes van zo-even. In een boek over hypnose beschrijft Hans Cladder, een psychotherapeut die ook NLP-technieken gebruikt, een man die zich niet kon ontspannen. Hij werd, zei hij, vastgehouden door zijn werk. ‘Ik kan de overgang niet maken van werk naar speelser bezig zijn, dat is zo'n sprong.’ De therapeut bracht hem onder hypnose en vroeg hem zijn gevoel letterlijk te nemen, waarop de man zichzelf met een polsstok voor een gracht zag staan. Hij durfde de oversteek pas te wagen toen de therapeut hem suggereerde eerst de last van zijn werk af te leggen, wat hij deed door zijn hoofdkussentje naast de stoel te deponeren. Dergelijke fantasievolle kunstgrepen floreren onder NLP-therapeuten, al zijn ze niet voorbehouden aan NLP.
Eveneens nuttig is het ‘metamodel’, een gestructureerde vorm van doorvragen om algemene uitspraken te herleiden tot concrete ervaringen. Als iemand zegt: ‘Mensen worden zenuwachtig van mij’, lijkt zijn toestand hopelozer dan wanneer hij dit preciseert tot: ‘Angstige collega's worden soms zenuwachtig van mij, als ze denken dat ik het beter doe.’ Het lijkt geen wereldschokkende techniek, maar je staat er versteld van hoe moeilijk aankomende maatschappelijk werkers, artsen, psychologen en journalisten dit in de praktijk vinden. Als NLP helpt om dergelijke technieken te verbreiden, is dat mooi meegenomen.
| |
Verder lezen
- | Lucas Derks en Jaap Hollander, Essenties von NLP. Z.p., 1996. |
- | Willem Levelt, ‘Hoezo “neuro”? Hoezo “linguïstisch”?’ Intermediair, 17 nov. 1995. |
- | A. Vrij en S.K. Lochun, ‘Neurolinguïstisch verhoren’. In: P.J. van Koppen e.a., Het hart van de zaak. Psychologie van het recht. Deventer, 1997, pp. 493-504. |
|
|