Etymofilie
Borsalino
Ewoud Sanders
Koekebakker, de verteller in veel van de verhalen van Nescio, had Japi al een tijdje niet gezien toen hij hem opeens tegen het lijf liep in Amsterdam. ‘In Juni, op een zomeravond kwam ik Japi tegen op de Leidschestraat in een fijn grijs pak, een hoogen boord up en down, een blauw gestreept front, manchetten idem, een etherisch dasje, een splinternieuwe Borsalino, een machtig chic wandelstokje en z'n eeuwige houten pijp.’ Nescio schreef dit in 1911, in een voorstudie van zijn beroemde verhaal De uitvreter.
Voorzover bekend is dit de vroegste Nederlandse vindplaats van het woord borsalino. Een vindplaats die overigens meteen duidelijk maakt dat Japi er vroeg bij was. Althans, in het Engels is Borsalino omstreeks 1915 voor het eerst op schrift aangetroffen en in het Frans pas in 1963.
De borsalino is genoemd naar Giuseppe Borsalino, een Italiaanse hoedenmaker die in 1857 een hoedenfabriek begon in Alessandria, bij Milaan. Borsalino maakte zijn hoeden uit het rughaar van Piemontese konijnen. Hij importeerde rubberlijm uit India om de hoeden hun karakteristieke veerkracht te geven. Hoewel ze een lieve duit kostten, waren de stijlvolle zwarte gleufhoeden een groot succes. Op het hoogtepunt, in 1913, produceerde de Italiaanse hoedenfabriek jaarlijks maar liefst twee miljoen hoeden, die wereldwijd werden afgezet. Er werkten toen drieduizend mensen bij de fabriek en er werden 2700 verschillende modellen gemaakt. Daarna zakte de markt langzaam in.
Joseph Beuys met borsalino.
Nescio met borsalino.
Sommigen gaan ervan uit dat de borsalino opnieuw in de belangstelling raakte dankzij de film Borsalino uit 1969 van Jacques Deray, met in de hoofdrollen Alain Delon en Jean-Paul Belmondo. Deze film gaat over enkele jonge gangsters die in de jaren dertig een bliksemcarrière maken in Marseille. Mede door de reconstructie van de periode in aankleding en muziek was de film internationaal een succes. Het verhaal werd in 1974 vervolgd met Borsalino & Co.
Anderen schrijven de herwaardering voor de borsalino echter toe aan de invloed van de Duitse kunstenaar Joseph Beuys (1921-1986), een van de vele bekende borsalinodragers. Andere zijn Al Capone, Humphrey Bogart, Michail Gorbatsjov, Michael Jackson, Harry Mulisch en paus Johannes Paulus II. Daarnaast dragen veel orthodoxe joden borsalino's - de grootste afzetmarkten zijn tegenwoordig Israël, Antwerpen en New York. Bovendien behoort de hoed in Tsjetsjenië tot de nationale dracht.
Het Letterkundig Museum in Den Haag bewaart de borsalino van de schrijver J.W. Schotman (1892-1976). In de rand van zijn hoed schreef Schotman een gedicht dat als volgt begint:
O, Vriend! Mijn Borsalinohoed!
Gy waart mij lief, gij stondt mij goed!
Voor regen, wind en zonnegloed,
hebt gij mijn droomzwaar hoofd behoed.
Tegenwoordig maakt de fabriek, die inmiddels Giuseppe Borsalino & Fratelli heet, nog maar dertig verschillende modellen: dat bleek economisch en organisatorisch toch een stuk voordeliger. Ze worden met de hand gemaakt door vakmensen die een opleiding van zeven jaar achter de rug hebben. De meisjes die in de fabriek werken, staan plaatselijk bekend als borsaline.
Borsalino is eigenlijk een merknaam, en zou dus - in navolging van Nescio - met een hoofdletter moeten worden geschreven. Volgens het Groene Boekje moet het echter met een kleine letter worden geschreven, als was het een soortnaam. Overtuigende aanwijzingen dat borsalino als soortnaam fungeert zijn er niet, hoewel je het soms in kranten wel met een kleine letter tegenkomt. Duidelijk is wél dat de hoed vaak met gangsters wordt geassocieerd. Zo schreef Het Parool in 1994: ‘Nu kan iedereen wel een willekeurige dop opzetten, maar met flair een Borsalino dragen is andere koek: dat is al zeventig jaar een onmiskenbaar teken van goede smaak of van een warme relatie met de onderwereld.’ Bij de paus en Mulisch zullen we het maar op goede smaak houden.