| |
| |
| |
‘Een zweem van melisse’
De taal van de neus
Jaap de Jong
‘De warm-zoete noten van pasgezaagd dennenhout en fijne pijptabak.’ Parfumeurs komen een heel eind in hun taal van de neus. Maar de geur van de kruin van een zuigeling, hoe vang je die in woorden?
Waarom ruiken we eigenlijk? Baby's kunnen hun moeder nog niet zien, maar wel ruiken. Ze herkennen de persoon die hun melk brengt. Omgekeerd kunnen moeders niet nalaten het aroma van het kinderkruintje op te snuiven: de essentiële herkenning en hechting werken via geur. Ook kunnen lichaamsgeuren, al dan niet verrijkt door kostbare parfums, een rol vervullen in het spel der verleiding. Partners gaan zich hechten aan elkaars geuren. Onze dagelijkse keuringsdienst van waren gaat vaak via de neus: is de ham nog goed, kunnen deze sokken nog een dag mee? En, niet onbelangrijk: heb jij het gas uitgedaan? Goede koks koken, zoals dat heet, met hun neus, en de dokter van mijn vrouw róók of een wond ontstoken was.
Niet te beschrijven
wat een geur doet in je neus
en in het weke van je hersenen,
toen langs mij streek een vleug van vroeger,
van potten inkt en rekenen,
wat ik in der eeuwigheid zou zijn vergeten,
Men zegt dat van bepaalde vlindersoorten
zich uitstrekt over kilometers,
maar of het nu de natuur is
of een meisje dat in je armen staat
en geurt als zeven jaar geleden
of, als het heeft geregend,
de hartverscheurende kracht van een naaldwoud
maar beschrijven kun je het niet.
Uit: Polaroid. Gedichten 1955-1976. Amsterdam, Querido, 1976
| |
Geurmoleculen
We denken dat ons leven wordt gedomineerd door wat we zien, maar hoe meer het tegen etenstijd loopt, hoe meer we beseffen dat veel plezier in het leven met geur verbonden is. Alle smaaknuances - van kraanwater tot Laphroiagh-whisky en van oliebollen tot zalm - komen van het opsnuiven van aroma's. De smaakpapillen op de tong en in de mond ontdekken alleen zout, zoet, bitter en zuur. En als geur niet belangrijk voor de smaak zou zijn, waarom hangen vinologen dan altijd zo lang met hun neus boven hun wijnglas?
Als we niet verkouden zijn, ruiken we altijd. Gedurende elke van onze pakweg 17.000 ademhalingen per dag - ongeveer twee seconden inademing, drie seconden uitademing - stroomt er lucht met geurmoleculen langs onze ‘area olfactoria’. Diane Ackerman beschrijft in haar prachtige boek Reis door het rijk der zinnen hoe dat in zijn werk gaat:
Wanneer ik een viooltje onder mijn neus houd en snuif, zweven geurmoleculen naar het achterste gedeelte van de neusholte achter het tussenschot, waar ze worden geabsorbeerd door het slijmvlies dat receptorcellen bevat waarop microscopisch kleine trilhaartjes, de ciliën, zitten. Vijf miljoen van deze cellen vuren impulsen af naar het reukcentrum van de hersenen. (...) Wanneer het reukcentrum iets bespeurt - tijdens het eten, het vrijen, een emotionele ontmoeting of een wandelingetje in het park - geeft het een signaal aan de hersenschors en stuurt een boodschap rechtstreeks naar het limbisch systeem, een geheimzinnig, oud en sterk emotioneel gedeelte van de hersenen waar het gevoel, de begeerte en de creativiteit zetelen. In tegenstelling tot de andere zintuigen heeft de reukzin geen bemiddeling nodig. Het effect is onmiddellijk en wordt niet vervormd door taal, gedachte of vertaling. Een geur kan overweldigend nostalgisch zijn, omdat indringende beelden en emoties te voorschijn worden getoverd vóór we de kans krijgen ze bij te poetsen.
| |
Braziliaanse maté
Niets zo afmattend als een geurtje kopen. Als ik eindelijk mijn schroom heb overwonnen om een parfumerie binnen te stappen (‘echte mannen kopen geen geurtjes’), begint het al. ‘Liever niet te zwaar’, mompel ik tegen de verkoopster. Ik raak vervolgens zo van mijn stuk door de vele bedwelmende luchten, dat mijn andere functies beginnen uit te vallen. Gelukkig schiet me na enige tijd een waardevolle aanvulling te binnen: ‘Maar ook weer niet te licht, want dan vervliegt het meteen.’ Een en al neus, dronken van geuren, maar een mond vol tanden. Even doorbijten. ‘Mijn vorige flesje rook te... niet lekker. Ik wil nu graag een geur die ruikt naar... die ruikt naar...’ Ja, naar wat eigenlijk?
Toch bestaan er mensen die honderduit over geur kunnen praten en schrijven. Pia van Boven beschrijft in
| |
| |
het decembernummer van het maandblad Man de nieuwste mannengeuren. ‘De zilte zeebriesjes van de afgelopen jaren zijn een beetje passé maar het nieuwe zwoel heeft ook niet echt doorgezet. Belangrijkste trend is eigenlijk dat de nieuwe lanceringen weer echte mannengeuren zijn, met aroma's van citrus, lavendel, hout en varen.’ Haar beschrijvingen lijken opvallend veel op die van wijnschrijvers: ‘Een mix van kruiden en hout. Opvallend aroma: Braziliaanse maté.’ ‘Pittig gekruid. Paart munt aan hout en koriander aan rabarber. Fris, levendig en sprankelend.’ Deze ‘wijnen’ heten Jungle en Live jazz, de chateaus zijn Kenzo en Yves Saint Laurent, En waaraan herken je Rocabar? ‘Een warme houtachtige geur vol ceder, pijnboom, conifeer en cypres, de nieuwe mannengeur van Hermès. Alsof je in een woud wandelt.’
| |
Geurnoten
De parfumeur heeft een vak en een vaktaal. Hij deelt de geuren in categorieën in. Muntachtig (pepermunt), bloemengeurachtig (rozen), etherachtig (peren), muskusachtig (musk), harsachtig (kamfer), rottend (rotte eieren) en scherp (azijn). Parfumeurs houden bij het componeren van hun nieuwe geuren rekening met de drie stadia waarin geuren zich laten kennen. Als na enkele seconden de alcohol is vervlogen, ruik je eerst de ‘topnoot’. Na zo'n tien tot twintig minuten komt de ‘coeur’, het hart van de geur, vrij. Wanneer het hart van de geur geheel is vervlogen, blijft het ‘fond’, de basisnoot, achter. Deze basisnoot wordt meestal bepaald door een van de vier reukstoffen uit het dierenrijk: amber, uit de maag van de potvis; muskus, uit de muskusklier van het mannelijk muskushert; castoreum of bevergeil, dat Canadese bevers gebruiken om hun territorium af te bakenen; en civet, een honingachtig vocht uit de klierzak van de Afrikaanse civetkat. Deze vier animale reukstoffen, onmisbaar omdat ze warmte, geborgenheid en seksuele aantrekkingskracht uitstralen, worden tegenwoordig synthetisch nagemaakt.
Geur en stemming Alles hangt met alles samen. Dat heeft een aromatherapeut ons willen tonen door een zogenoem de ‘stemmingenschijf’ te maken. Dit is een ingenieus schema van geureffecten, gecombineerd met de vier seizoenen en de vier elementen van de klassieke Griekse filosofie.
Uit: R. Tisserand. ‘Essential oils as psychotherapeutic agents’. In: Perfumery. The Psychology and Biology of Fragrance. S. van Toller en G.H. Dodd (red.). Londen, Chapman and Hall. 1988.
Eerst vormen parfumeurs een ‘grondakkoord’. Vervolgens wordt dat akkoord veredeld en versierd met talrijke ‘geurnoten’. Fougère (varen) is bijvoorbeeld een type parfum met een grondakkoord waarin lavendel en patchoeli met de hooiachtige en aromatische noot van cumarine en de mosachuge geur van een eikenmosextract harmonieus samengaan. Contrasterende geurnoten kunnen tot een subtiel dissonerend eindresultaat leiden. Parfum wordt wel de muziek van het lichaam genoemd. Parfumeurs máken dan ook geen parfums, zij componeren ze. Maar hier bevinden we ons wel in de eredivisie van geur woordstenaars, voor wie Fendi Uomo ‘een fijne leerachtige geur van Ierse whisky met een peperachtig steekje en een zweem van melisse’ is. En voor wie in Ungaro pour l'Homme ‘droog-houtachtige en ambernoten gepaard gaan aan een vleugje zeelucht en zo een geur vormen die aan droog drijfhout op het strand doen denken.’
| |
Verse boter
Maar in de amateurcompetitie, waar de meesten van ons zich ophouden, merken we keer op keer dat onze woorden tekortschieten. Hoe noem je de geur van het babyhoofdje waaraan moeders niet moe worden te snuiven? De moeders uit mijn omgeving komen maar langzaam op gang: ‘nou gewoon, ze ruiken naar baby’, ‘Zwitsalgeur’, ‘schoon, zoet, fris’, ‘puur, onbedorven, zacht, teder’, ‘weeïg, moedermelkachtig’, ‘licht, vrolijk, roze-bloemetjeszoet’.
In de roman Het parfum van Patrick Süskind probeert een vrouw met ervaring, de min Jeanne Bussie, aan een pater uit te leggen hoe een zuigeling ruikt:
Dat is niet zo makkelijk te zeggen, want... want ze ruiken niet overal hetzelfde, hoewel ze overal lekker ruiken, begrijpt u, pater, hun voetjes bijvoorbeeld, die ruiken als een gladde warme steen, - nee, meer als aardewerken potten... of als boter, als verse boter: ja precies, ze ruiken als verse boter. En hun lijfje ruikt als... als een beschuit die in de melk is gedoopt. En op hun hoofd, bovenop, achter aan hun hoofd, waar het haar in een kruin zit (...) daar ruiken ze het lekkerst. Daar ruiken ze naar caramel, dat ruikt zo zoet, zo heerlijk, pater, dat kunt u zich niet voorstellen! Als je daar eenmaal hebt geroken, hou je van ze, of ze nu van jezelf of van een ander zijn.
Als scholier kon ik de garderobe niet voorbijlopen zonder even aan de jas van mijn vriendinnetje te ruiken. Waarschijnlijk zou ik nu na twintig jaar die geur nog uit duizenden herkennen, maar benoemen, ho maar. En hoe ruikt uw bed, uw auto, uw kantoor - uw baas?
| |
Bedwelmend
Van de dingen die we zien, kunnen we talrijke aspecten beschrijven; iets kan bijvoorbeeld groot (omvang), ovaal (vorm), dof (oppervlakte), fluwelig (textuur) en knalrood (kleur) zijn. Binnen de kleuren bestaan er niet alleen namen voor primaire kleuren, maar ook voor pasteltinten als lila, mauve, violet; bij geurschakeringen staan we nagenoeg met lege handen. Dan moeten we ons behelpen met andere middelen. We noemen geuren ziltig, rokerig, zwavelig, bloemig, fruitig maar met een stevige afdronk; die woorden verwijzen altijd naar iets anders (zout, rook, zwavel, bloemen, fruit, wijn). Of we beschrijven geuren door gebruik te maken van de gevoelens die ze bij ons oproepen: walgelijk, opgewekt, prikkelend, opwindend, bedwelmend, aangenaam. Wat de een echter walgelijk vindt ruiken, is voor de ander aangenaam, en andersom. En de talrijke overgebleven gaten in onze geurtaal proberen we zo goed en zo kwaad als dat gaat te vullen met metaforen. Via een omweg dus. Als ochtenddauw, als een voorjaarsmorgen, als een bunzing, als een beerput, als een bakkerij, naar de bok. Of in de smachtende woorden van het bijbelboek Hooglied: ‘Zijn wangen zijn als balsembedden, perken van kruiden, zijn lippen zijn leliën, druipend van vloeiende mirre’ en ‘de geur van uw klederen is als de geur van de Libanon’.
|
|