Battus
Geheime verbanden
Ik hou ervan mijn studenten voor de gek te houden. Dat deed ik het hele jaar 1998. Maar nu 1999 is aangebroken, zei ik ze: ‘Ik zal jullie niet langer voor de gek houden. Jullie hebben het afgelopen jaar veel geleerd over de Nederlandse grammatica. Maar de kern van de zaak, het ‘diepe id’, daar heb ik over gezwegen. Vandaag zal ik voorzichtig een lapje van de oogklep oplichten.
Dat je een verleden tijd vormt door achter een werkwoord als pakt een e te zetten, en dat je een vrouwelijke vorm vormt door achter een woord als dilettant een e te zetten, dat kan jullie niet erg verbaasd hebben - in het Frans gebeurt iets dergelijks. Maar kijk eens naar de volgende zes zinnen en kijk vooral naar de drie niet-zinnen.
maar niet:
maar niet:
maar niet:
‘Nederlands lijkt op Duits. Ook hier gaat ontkenning gepaard met de verplichte aanwezigheid van het onbepaalde lidwoord een.’
Welke regel leiden we uit deze gevallen af? Dat de verleden tijd van het werkwoord dwingend het gebruik van het lidwoord 't of het voorschrijft, terwijl de tegenwoordige tijd toestaat geen lidwoord te gebruiken of het lidwoord 't, maar nooit het.
Ditzelfde lidwoord het onderhoudt een band met de vrouwelijke uitgang e, die ook weer een geheimzinnig verband heeft met de verleden tijd. De volgende vier zinnen zijn goed:
Dilettant, sukses kust natte lid!
Dilettant, 't sukses kust 't natte lid!
Dilettante, 't sukses kuste 't natte lid!
Dilettante, het sukses kuste het natte lid!
Maar niet goed zijn:
*Dilettant, het sukses kust het natte lid!*
*Dilettante, het sukses kust het natte lid!*
De vrouwelijkheidsvorming verplicht kennelijk tot een verleden tijd en de verleden tijd verplicht tot het bepaalde lidwoord 't of het, maar het kan niet bij de manlijke vorm. Denk daar eens over na.
Dat de derde persoon van het werkwoord de uitgang -t heeft, dat weet u. Maar dat deze uitgang wederom verplicht om het lidwoord 't te gebruiken, dat is verrassend. Bestudeer de volgende paren zinnen, die alleen in jij en u verschillen:
Slip jij, sir, gris jij pils?
Slipt u 't, sir, grist u 't pils?
Het is natuurlijk de pils, maar bij 't pils kan men denken aan ‘'t glas pils’.
Paar jij, teef, of eet jij raap?
Paart u, teef, of eet u 't, raap?
en als derde paar:
Raadt me zo'n nozem 't daar!
Wanneer jullie het hoofdvak Duits hebben, dan is jullie misschien al het wonderlijke verband verteld dat in die taal bestaat tussen de ontkenning en het onbepaalde lidwoord. De zinnen
Treue Familie bei Lima feuert.
Neger mit Gazelle zagt im Regen.
worden in de sterk ontkende vorm met nooit:
Eine Treue Familie bei Lima feuerte nie!
Ein Neger mit Gazelle zagt im Regen nie!
Nederlands lijkt op Duits. Ook hier gaat ontkenning gepaard met de verplichte aanwezigheid van het onbepaalde lidwoord een:
Eigele gazelle zag elegie.
‘Mooie zepen in Epe!’ zei oom.
worden in hun ontkende vorm:
Een eigele gazelle zag elegie? Nee!
Een gigolo hologig? Nee!
‘Nee, geen mooie zepen in Epe’, zei oom, ‘nee geen!’
Misschien is de laatste zin de reden van het geheimzinnige feit dat tante in bepaalde plaatsen, waaronder Epe, nooit nat is:
Tante in Neuquen (Neuquen) niet nat.
Tante in Mahammaham niet nat.
U kent Neuquen als de hoofdstad van de Argentijnse provincie Neuquen, terwijl Mahammaham in het Malayalam niet anders betekent dan ‘groot bad’.
Nog een laatste geheim verband, nu tussen het bijvoeglijk naamwoord voor een zelfstandig naamwoord en hetzelfde woord na een werkwoord:
Raar sujet kookte jus raar.
Giffig sujet kookte jus giffig.
Te vet sujet kookte jus te vet.
Maar nooit hoor je in het Nederlands:
*Te vet sujet kookte jus giffig.*
*Raar sujet kookte jus te vet.*
*Giffig sujet kookt jus raar.*
Wel kan weer:
Rood sujet kookte jus door.
Denk over al deze geheimzinnige verbanden een week na, dan ontdekken jullie misschien het ‘diepe idee’ van het Nederlands, dat die taal zoveel moeier en mooier maakt dan het Frans.’