● Verwijderen
Het voorvoegsel ont- is volgens historische grammatica's ontstaan uit het gotische and(a) (‘tegen’), waar ook ons woord antwoord vandaan komt en waaruit we ook ontmoeten (‘tegenkomen’) kunnen verklaren. Maar dat
is niet alles. Ook door verwarring met het voorvoegsel on- (zoals verontreinigen uit onrein) en het voorvoegsel in- (zoals in ontbranden van in brand) zijn in het verleden woorden met ont- gevormd.
De hedendaagse woordenboeken (onder andere de grote Van Dale) geven als betekenis voor het voorvoegsel ont- vier mogelijkheden: tegenstelling, scheiding, begin en verwijdering. Alleen de laatste mogelijkheid geldt nog als productief, dat wil zeggen: komt nog in nieuwvormingen voor. Het betreft hier een afleiding met als grondwoord een zelfstandig naamwoord. Ontpitten en ontkurken zijn duidelijke voorbeelden, waarbij de betekenis ‘verwijderen van pitten, kurken’ zich onmiddellijk opdringt.
Nieuwvormingen als onthaasten en ontpolderen kunnen zo probleemloos verklaard worden. Onthaasten kan bijvoorbeeld heel goed afgeleid zijn van ont- met het zelfstandig naamwoord haast, dat de betekenis ‘het verwijderen van haast (bijvoorbeeld uit de samenleving)’ oplevert.
De andere betekenisaspecten (tegenstelling, scheiding, begin) leken tot voor kort doodverklaard. Dat wil zeggen: ze waren alleen nog te herkennen in woorden die in vroegere fasen van het Nederlands ontstaan zijn. Het gaat dan om afleidingen met als grondwoord een werkwoord. Zo ontstond onthullen als tegengestelde van hullen, en ontheiligen als tegengestelde van heiligen. De vormen met betekenisaspect ‘beginnen met...’ (het zogenoemde ‘inchoatieve’ aspect) zijn waarschijnlijk ontstaan uit verwarring met het voorvoegsel in- (zoals ontbranden en misschien ontbijten). De betekenis ‘scheiding’ zien we bijvoorbeeld in ontkomen of ontglippen.
ont + werkwoord ‘beginnen met...’
|
ont + bijten = ontbijten |
ont + branden = ontbranden |
ont + kiemen = ontkiemen |
ont + waken = ontwaken |
‘scheiding’
|
ont + vluchten = ontvluchten |
ont + komen = ontkomen |
ont + gaan = ontgaan |
‘tegenstelling’
|
ont + binden = ontbinden |
ont + heiligen = ontheiligen |
ont + hullen = onthullen |
ont+ laden = ontladen |
ont + spannen = ontspannen |
ont + storen = ontstoren |
Nieuw: ont + kantelen = ontkantelen |
Nieuw: ont + privatiseren = ontprivatiseren |
Nieuw: ont + magnetiseren = ontmagnetiseren |