Ronde 3
1. rijstepap (a) en snottebel (b). Als het eerste deel van een samenstelling geen meervoud heeft (zoals rijst en snot), komt er in een samenstelling geen tussen-n te staan. Daarom is het ook bijvoorbeeld tarwemeel.
2. Zuid-Amerikaans (a) en Hoogduits (a). De aardrijkskundige naam Zuid-Amerika wordt met twee hoofdletters en een streepje geschreven. Sinds de invoering van de nieuwe spelling behouden ook afleidingen (zoals Zuid-Amerikaans, Oost-Duitser) de hoofdletters en het streepje; vóór 1996 moesten we nog Zuidamerikaans en Oostduitser schrijven. Namen van talen schrijven we (meestal) aaneen: Hoogduits, Middelnederlands maar: Fins-Oegrisch.
3. óns idee (a) en díé man (b). Als nadrukteken wordt in de nieuwe spelling altijd het accent aigu (') gebruikt, bijvoorbeeld: hét plan, dé oplossing, hélemaal, bálen! Twee benadrukte klinkers krijgen allebei een accent aigu; bij meer dan twee benadrukte klinkers krijgen alleen de eerste twee een accent: díé man, ééuwenlang.
4. rodekool (a) en klotefilm (a). Als het eerste deel van een samenstelling een bijvoeglijk naamwoord is (bijvoorbeeld rood), schrijven we geen tussen-n. Klote in klotefilm is ook een bijvoeglijk naamwoord; je kunt namelijk zeggen: ‘Die film is klote’.
5. crêpepapier (b) en depot (a). In ingeburgerde Franse woorden is het ‘dakje’ (accent circonflexe) verdwenen op de a, o en de u; op de e blijft het echter staan. Dus: gênant, enquête, debacle, ragout. De i in maîtresse en crème fraîche krijgt ook een ‘dakje’.
6. product (a) en dialect (a). In de meeste gevallen volgt de nieuwe spelling de voorkeurspelling van vóór 1996. Zo waren in de ‘oude’ spelling dialect en dialekt beide toegestane schrijfwijzen, maar dialect was de voorkeurspelling, en die is in de nieuwe spelling de enige officiële schrijfwijze geworden. Bij product/produkt was de oude voorkeurspelling produkt. Toch is het in de nieuwe spelling product geworden. De reden hiervoor is dat de schrijfwijze met een c beter aansluit bij woorden als producent en produceren.
7. hogesnelheidstrein (b) en snelle-interventiemacht (b). In de nieuwe spelling worden drieledige samenstellingen helemaal aaneengeschreven: langeafstandsloper, driegangenmenu, enz. In snelle-interventiemacht staat echter een streepje, want in deze samenstelling botsen de e en de i op elkaar, en die kunnen samen de ei-klank vormen (zie ook ronde 2, vraag 3).
8. zielenpiet (a) en paardenstaart (b). Hier geldt de hoofdregel voor de tussen-n. Deze regel luidt: schrijf een tussen-n als het eerste deel van de samenstelling uitsluitend een meervoud heeft op -n. Ziel en paard hebben enkel een meervoud op -n: zielen, paarden. In zielenpiet en paardenstaart moet daarom ook een tussen-n staan. Hetzelfde gaat op voor bijvoorbeeld krantenknipsel en hartenbreker.
9. gefaxt (a) en gebridged (a). De stam van het werkwoord faxen is fax; deze wordt uitgesproken met een s-klank op het eind: [faks]. We passen vervolgens het oude ezelsbruggetje van ‘'t kofschip’ toe: de s zit in 't kofschip, dus het voltooid deelwoord eindigt op een t. De stam van bridgen eindigt