| |
| |
| |
[Nummer 11]
| |
| |
| |
Nederlands buitengaats
Klein uitleenwoordenboek
Nicoline van der Sijs en Jaap de Jong
Nederlandse ontdekkingsreizigers, zeeschuimers, handelaars en vissers scheepten zich in de zeventiende en achttiende eeuw in op zoek naar rijkdom en avontuur. Ze kwamen thuis met verse vis, peperdure specerijen en verhalen over verre landen. Maar ze lieten in die landen vaak ook iets achter: stukjes van hun taal. Over makrel in Rusland, mat(e)ros in Indonesië en baromêtoru, zeneifuru en jin in Japan.
In de havens heeft van oudsher een levendige internationale uitwisseling plaatsgevonden: van drank, gewilde goederen, geslachtsziekten en sterke verhalen. En van vreemde woorden. De taal van de zee is dan ook altijd sterk internationaal geweest. In de havens van de noordelijke zeeën ontstond zo een speciale gemeenschappelijke woordenschat, waaraan Nederlandse ontdekkingsreizigers, handelaars en vissers een belangrijke bijdrage hebben geleverd. Ter illustratie van dit Nederlands buitengaats kunnen de visnamen ansjovis, bokking, garnaal, haai, kabeljauw, labberdaan, maatjesharing, makreel en potvis dienen, die aan vele talen zijn uitgeleend. Enkele van deze visnamen zijn in het Nederlands gevormd, maar de meeste hebben wij zelf ook weer geleend uit andere talen.
Illustratie: Frank Dam
| |
● Teruggegeven
‘Echt’ Nederlands zijn bokking (de even stinkende als beroemde gerookte haring, ook bekend uit het gezegde over een vervelend mens ‘hij droogt uit als een Harderwijker bokking’), maatjesharing en potvis, die zijn naam te danken heeft aan zijn logge, afgeplatte kop. Maar waar komt die term maatjesharing vandaan? Kiliaan, de stamvader van de Nederlandse woordenboekmakers, lichtte al in 1599 maeghdekens haerinck als volgt toe: ‘eerste maagdelijke vismengsel zonder melk [hom] of eieren [kuit]’. Een maatjesharing is dus een maagdharing: een zeer jonge haring, waarbij de hom of kuit nog niet ontwikkeld is.
De andere visnamen zijn geleend uit talen waarmee wij op zee contact hadden. Uit Romaanse talen stammen ansjovis, kabeljauw, makreel, garnaal en labberdaan. Haai is een leenwoord uit het Noorden: we hebben het ontleend aan het Oudnoorse hár.
| |
Uitgeleende visnamen
ansjovis
Duits Anschovis |
Russisch ančous |
Fries ansjofisk |
|
bokking
Duits Bückling |
Fries bokking |
Zweeds böckling |
|
garnaal
Duits Garnele |
Engels garnel, gernel (verouderd) |
Fries garnaal, garneel |
|
haai
Duits Hai |
Zweeds en Deens haj |
Frans dialect haye |
Engels haye (verouderd) |
Fries haai |
|
kabeljauw
Duits Kabeljau |
Frans cabillaud |
Engels cabilliau |
Fries kab(b)eljau |
Zweeds kabeljo |
Deens kabliau |
|
labberdaan
Duits Lab(b)erdan |
Russisch laberdan |
|
maatjesharing
Duits Matjeshering |
Deens matjessild |
Engels matie |
|
makreel
Duits Makrele |
Zweeds makrill |
Deens makrel |
Noors makrell |
Fries makriel |
Russisch makrel |
|
potvis
Duits Pottfisch |
Fries potfisk |
Engels pot-fish (verouderd) |
|
| |
| |
De haai is dus door het Zweeds en het Deens overgenomen als haj. Dat is opmerkelijk, omdat wij het woord uit het Oudnoors, de voorloper van de Scandinavische talen, hebben geleend. We hebben het geleende hier dus eerlijk teruggegeven.
Het woord makreel heeft overigens een verrassende geschiedenis. Het is zijn loopbaan in het Nederlands begonnen als makelaar (‘tussenhandelaar’). Dit makelaar is door het Frans geleend, alwaar het de vorm maquerel (‘koppelaar’) kreeg (tegenwoordig maquereau). Vervolgens is dit woord overgedragen op de vis. Volgens het volksgeloof volgt de makreel namelijk de jonge haring, de maatjesharing, en brengt de mannetjes en wijfjes bij elkaar, koppelt ze. Zo kreeg maquerel in het Frans twee betekenissen: ‘koppelaar, pooier’ en ‘makreel’. In die laatste (vis)betekenis werd het in het Nederlands teruggeleend in de vorm makreel. En laat makreel nu in het Bargoens de betekenis ‘pooier’ hebben...
| |
● Kapers en vrijbuiters
In de zeventiende en achttiende eeuw schuimde allerlei onguur volk de zeeën af: piraten, boekaniers, zeerovers, vrijbuiters, kapers en ga zo maar door. De woorden kaper en vrijbuiter zijn Nederlandse bijdragen aan het zeeschuimen. De zogenaamde kaapvaart of commissievaart was een officieel instituut. Een oorlogvoerende mogendheid gaf de kapitein van een privé-vaartuig een kaperbrief, waarmee hij gemachtigd was uit naam van die mogendheid vijandelijke koopvaardijschepen te overvallen, ‘ter buit te varen’. Door de kaperbrief - en ook alleen daardoor - onderscheidde de kaper zich van de zeerover, piraat of boekanier. Een bekende kaper was onze zeeheld Michiel Adriaenszoon de Ruyter (1607-1676). Nadat deze in 1641 op een gehuurd oorlogsschip een zeeslag had meegemaakt, ging hij ijlings terug naar de koopvaardij en kaapvaart, die hem veel beter bevielen. Hij was dan ook slechts met moeite te bewegen om in 1652 bij het begin van de Eerste Engelse Oorlog voor één zeetocht vicecommandeur van de vloot te worden.
Het woord kaper betekent zowel ‘kaapvaarder’ als ‘kaapschip’. Het Frans, het Duits en het Engels hebben het woord in de zeventiende eeuw in beide betekenissen overgenomen als respectievelijk capre, Kaper en caper. Het Russische kaper betekent alleen ‘kaapschip’.
Ook de vrijbuiter heeft een rondgang door diverse talen gemaakt. Het Frans kent flibustier, het Engels filibuster en freebooter, het Spaans filibustero, het Duits Freibeuter, het Deens fribytter en het Italiaans farabutto. De vormen met fr- zijn rechtstreeks uit het Nederlands geleend, maar waar komen de vormen met fl- vandaan? Dat blijft onzeker, maar een Engels woordenboek - de verandering van fr- in fl- is in het Engels ontstaan - meent dat de verandering heeft plaastgevonden onder invloed van het Nederlandse vlieboot, dat in dezelfde talen geleend is als vrijbuiter, vergelijk Engels flyboat, Frans flibot, Spaans flibote, Duits Flieboot. Een vlieboot is een klein zeeschip, genoemd naar het zeegat Vlie.
| |
● Gedestilleerd
Nederlandse zeelieden waren grote en aanstekelijke drinkers. Ze exporteerden alcoholische dranken, mét hun namen. De naam bier, en zijn belangrijke bestanddeel hop, zijn aan het Frans geleend als bière en houblon. Ook het Bretons, een voornamelijk in Bretagne gesproken Keltische taal, heeft houpez ‘hop’ uit het Nederlands geleend. Voorts komt het Engelse hop uit het Nederlands.
Het zogenoemde ‘equinoctiaalkompas’. Het woord kompas is uitgeleend aan het Indonesisch (kompas), Japans (konpasu) en Koreaans (kompasu).
Uit: C.Hsz. Gietermaker, 't Vergulde licht der zeevaart, 1756
Vanaf ongeveer 1600 namen de Nederlanders het bier en de hop mee op hun zeereizen naar Azië. Zo leerden de Japanners hun bîru en hoppu kennen, de Indonesiërs hun bir en de Sri Lankanen hun bīra. Ook sterkere drank is de zeeën over gevaren: de matrozen op alle schepen van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie hadden recht op een dagelijks rantsoen jenever of brandewijn.
De Nederlandse naam brandewijn heeft een rondgang door de wereld gemaakt, hoewel het procédé van het branden of destilleren van wijn ook bij andere volkeren bekend was. Volgens sommige bronnen is het Nederlandse woord zo verspreid geraakt doordat de commerciële toepassing van het destilleren van wijn uit Nederland stamt. Een zestiende-eeuwse Nederlandse scheepskapitein zou als eerste wijn uit verre landen voor verscheping hebben geconcentreerd met de bedoeling water toe te voegen als hij de thuishaven had bereikt. De geconcentreerde drank werd echter een onmiddellijk succes en aanlenging bleek helemaal niet nodig voor het gewenste effect.
| |
● Schiedam
Hoe het ook zij, waarschijnlijk is Duits Brantwein ontleend aan het Ne- | |
| |
derlands; zeker is dat Frans brandevin, Zweeds brännvin, Deens broendevin en Engels brand-wine, sinds 1657 verkort tot brandy, uit het Nederlands afkomstig zijn. Het Engelse woord brandy heeft een zegegang over de wereld gemaakt: de meeste talen, waaronder het Nederlands, hebben het uit het Engels overgenomen.
Jenever heeft een vergelijkbare geschiedenis. Jenever werd gemaakt door aan korenbrandewijn jeneverbessen toe te voegen. Het woord luidt in het Zweeds en Deens genever, in het Duits Genever en in het Engels geneva. Dit laatste is verkort tot gin en is net als brandy in een groot aantal talen overgenomen: Nederlands, Frans, Deens, Zweeds, Indonesisch, Italiaans gin, Duits Gin, Russisch dzin, Pools dżyn, Fins gini.
Een Frans synoniem van genièvre is schiedam. Schiedam vormde immers het centrum van de Nederlandse stookactiviteit, met als hoogtepunt 392 branderijen in de jaren 1881-1882. Geen wonder dat de stadsnaam werd gebruikt voor de drank, zoals Gouda en Edam hun naam aan een kaassoort hebben geschonken.
Van de Nederlanders leerden de Indonesiërs het product jenever kennen en gaven het de naam jénéwer. Het Japans gebruikte hiervoor vroeger zeneifuru; dit woord is nu overigens vervangen door het uit het Engels geleende jin. Nederlandse zeelieden droegen hun enthousiasme voor het vaderlands gedestilleerd soms ál te sterk uit. De schadelijke gevolgen ondervond de Nederlandse vice-admiraal Sebald de Weert aan den lijve. Toen hij zich tijdens een van de eerste ontmoetingen met de Sri Lankanen in 1603 totaal beschonken misdroeg, werd de koning van Sri Lanka zo boos, dat hij De Weert liet executeren. Het zal ook geen toeval zijn dat een Japans dialect het woord doronken uit het Nederlands heeft geleend.
| |
● Peter de grote lener
Tot besluit drie lijstjes om te illustreren dat de Nederlandse maritieme invloed op nog veel meer terreinen zichtbaar is: een lijstje met uitgeleende bootnamen, namen voor zeelieden en namen voor instrumenten. De Russische woorden zijn voornamelijk geleend ten tijde van Peter de Grote (1672-1725), die enige tijd werkzaam is geweest op een Nederlandse werf. Hij heeft veel Nederlandse scheepsbouwers mee naar Rusland genomen om de scheepsbouwkunst te onderwijzen. Dat onderwijs heeft een grote invloed op de Russische woordenschat gehad. Overigens zijn de lijstjes slechts een keuze uit veel omvangrijker materiaal.
| |
Bootnamen
fluit
Duits Flüte, Fleute |
Frans flûte |
Russisch flejt |
|
hulk
Frans hourque |
Italiaans orca |
Portugees urca |
Spaans urca |
|
jacht
Deens jagt |
Engels yacht |
Frans yacht |
Portugees iate |
Russisch jachta |
Spaans yate |
|
jol
Engels yawl |
Frans yole |
Italiaans iole, iolla |
Portugees iole |
Russisch jal |
|
klipper
|
kruiser
Engels cruiser |
Russisch krejser |
|
praam
Engels pra(a)m |
Frans prame |
Portugees prama |
|
sloep
Engels sloop |
Frans sloop |
Russisch šlup |
Duits Sloop, Slup |
|
stoombootje
|
| |
Namen voor zeelieden
bootsman
Frans bosseman |
Indonesisch bosman |
Russisch bocman |
|
kapitein
Indonesisch kapitan |
Japans kapitan |
|
loodsman
Frans lamanage |
Russisch locman |
|
matroos
Deens matros |
Duits Matrose |
Indonesisch mat(e)ros |
Japans madorosu |
Koreaans madorosu |
Russisch matros |
Zweeds matros |
|
schipper
Engels skipper |
Russisch skiper |
|
| |
Instrumenten
barometer
Indonesisch barometer |
Japans baromêtoru |
|
dieplood
|
dommekracht
Indonesisch dongkrak |
Russisch domkrat |
|
kompas
Indonesisch kompas |
Japans konpasu |
Koreaans kompasu |
|
sextant
Indonesisch sekstan |
Japans sekisutanto |
|
| |
● Babordo
Wanneer hebben de meeste uitleningen van het maritieme Nederlands plaatsgevonden? Hoewel er al uitleningen uit de twaalfde en dertiende eeuw bekend zijn (Frans lof uit loef), lag het hoogtepunt duidelijk later. In de zeventiende en achttiende eeuw, toen Amsterdam een handelsmetropool was, en de vlag van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie op de wereldzeeën wapperde, hebben vele Nederlandse zeetermen voet aan vreemde wal gekregen.
De invloed van het Nederlands op andere talen in de twintigste eeuw ligt op andere gebieden. Die invloed vinden we bijvoorbeeld in de wetenschap (Engels Vroman effect, Eijkmans test) of de sport (korfbalt in het Engels en Pools, en klapschaats: Japans kurappusukaatsu en inmiddels - onder invloed van het Engels slapskate - surappusukeeto). Of in de politiek (Italiaans: il Poldermodello). Maar intussen zeggen Italianen nog steeds mooi babordo als ze bakboord bedoelen.
Een uitgebreide versie van dit artikel is te vinden in de onlangs verschenen Enkhuizer almanak 1999.
|
|