| |
| |
| |
Harry Cohen - Brussel
Hoe maakbaar is taal?
Normalisatie-instituut buigt zich over taalgebruik
Het Nederlands Normalisatie-instituut publiceert normen voor de afmetingen en vormen van gloeilampen, stekkers, batterijen en wat al niet meer. Maar ook houdt het zich bezig met taal, vooral met Engelse woorden en germanismen. Onlangs verscheen de vierde editie van norm NEN 5050, onder de titel Woordwijzer. Goed taalgebruik in bedrijf en techniek. Hoe zinvol is dat boek? Is taal vergelijkbaar met gloeilampen en stekkers?
Wanneer we een strijkijzer kopen, vragen we ons geen ogenblik af of de pootjes van de stekker thuis wel in het stopcontact zullen passen. De fabrikanten van dat soort dingen zorgen er immers voor dat alle vormen en afmetingen op elkaar zijn afgestemd. Zo gaat het ook bij het kopen van een nieuwe kleinbeeldfilm; die past gegarandeerd in onze camera. Bij de aanschaf van gloeilampen, batterijen en schrijfpapier moeten we wat meer uitkijken, maar ook dan blijft de keus beperkt tot enkele standaardmaten.
| |
● Uniformiteit
Al dit gemak danken we aan de activiteiten van het Nederlands Normalisatie-instituut (NNI) in Delft, dat sinds jaar en dag normen publiceert. Deze normen bestaan uit regels voor bepaalde eigenschappen van producten. Zij bepalen de diameter van de gaatjes in stopcontacten, de lengte en breedte van schrijfpapier, de veiligheidseisen voor speelgoedbeertjes en duizenden andere technische grootheden. Zonder zulke normen zou ons dagelijks leven chaotische trekjes krijgen. En het moderne bedrijfsleven is zonder normalisatie eenvoudig ondenkbaar.
Sinds 1980 beweegt het NNI zich op een nieuw terrein, de normalisatie van het taalgebruik in zakelijke geschriften. Van deze norm (NEN 5050) in boekvorm is dit jaar een vierde editie verschenen onder de titel Woordwijzer. Goed taalgebruik in bedrijf en techniek. Aan de samenstelling werkten ditmaal ook vertegenwoordigers van het Belgische Instituut voor Normalisatie en de Universiteit van Leuven mee. De Belgische normcode is NBN X 04-001.
Op de eerste pagina's wordt uiteengezet waar het om gaat. De regels zijn van toepassing op correspondentie, rapporten en publicaties van zakelijke, technische of wetenschappelijke aard. Het eerste hoofddoel is verbetering van de communicatie, in het bijzonder door het brengen van meer eenheid in de terminologie. Er zijn weliswaar al tal van terminologielijsten in omloop, maar die beperken zich elk tot één vakgebied. De Woordwijzer wil eenheid brengen in de ‘algemene termen’, de niet aan een bepaald vakgebied gebonden woorden.
| |
● Normhongerig
De regels zijn verdeeld over twee hoofdstukken. Deze verschillen niet alleen in onderwerp, maar ook in presentatie en toonzetting. Het eerste hoofdstuk, ‘Taalkundige aanwijzingen’, houdt zich bezig met grammatica, spelling, gebruik van hoofdletters en leestekens, kortom met problemen waarvoor men meestal ook bij andere handboeken en -boekjes terechtkan. De Woordwijzer onderscheidt zich echter door zijn grotere aandacht voor specifieke problemen van de doelgroep, zoals de schrijfwijze van getallen (14072 of 14.072 of 14 072?), afkortingen (t/m of t.m. of t.e.m.?) en symbolen (km/u of km/h?), de plaats van de letter ij bij het alfabetiseren (tussen x en y of tussen ii en ik?) en dergelijke.
Van normalisatie is in dit hoofdstuk niet veel te merken. De stof wordt meestal niet aangeboden in de vorm van ‘dit is goed en dat is fout’, maar in softe bewoordingen als ‘bij voorkeur’, ‘eigenlijk’, ‘eventueel’, ‘liever niet’. Ook met het vrijblijvende ‘De praktijk lijkt thans als volgt te zijn’ en het berustende ‘zal men er steeds minder aan kunnen ontkomen om...’ schieten normhongerige lezers niet veel op. Men kan zich zelfs afvragen of aanwijzingen met zulke ruime toleranties nog wel onder het begrip ‘norm’ vallen.
Het tweede hoofdstuk, ‘Woordenlijst’, ziet er heel anders uit. Het is een opsomming van ongeveer 1500 ‘afkeurenswaardige’ woorden en woordgroepen. Deze staan in een kolom met het opschrift ‘Ontraden/ fout’. Daarnaast, in een kolom ‘Aanbevolen’, staan een of meer vervangwoorden. Voorbeelden: processor → verwerker; ghostwriter → anonieme tekstschrijver, schaduwschrijver; wow → (lage) jank. Hier ontmoeten we eindelijk het begrip ‘norm’ zoals we dat kennen uit de wereld van bouten en schroeven!
Bekijken we de lijst nader, dan blijkt deze grotendeels (voor 65 à 70%) te bestaan uit Engelse woorden en germanismen. Dat is niet toevallig; volgens de Inleiding gaat het in het bijzonder om ‘vreemde’ woorden. De lijst wordt gepresenteerd als de ‘kern van het boek’ en we mogen dus wel aannemen dat purisme het voornaamste richtsnoer bij de samenstelling van NEN 5050 is geweest.
| |
| |
| |
● Vervangwoorden
Het is de vraag of deze aanpak verenigbaar is met het hierboven besproken hoofddoel: betere communicatie, vooral door uniformere terminologie. Sinds een halve eeuw worden wij (en een flink deel van de rest van de wereld) geconfronteerd met een stortvloed van Engelse woorden en uitdrukkingen. De een vindt dat wel leuk, de ander kan het niet schelen, maar er is ook veel wrevel en verzet. Deze tegenstand berust op onberispelijke motieven, zoals schoonheidsgevoel, nationale trots, vermijding van moeilijke woorden, vrees voor de ondergang van de eigen taal of gewoon een vage angst voor het onbekende. Wat de beweegreden ook is, wie die Engelse trend verontrustend vindt, doet er natuurlijk niet aan mee en gebruikt vervangwoorden van eigen bodem. Men kan bijvoorbeeld besluiten om - zoals NEN 5050 wil - niet meer over plastic te spreken, maar over kunststof(fen). Of privacy vervangen door persoonlijke levenssfeer of privé-leven.
Of zo'n vervangwoord het haalt of niet, is onvoorspelbaar. De taalgemeenschap is geen volgzaam klasje. Zij gedraagt zich veeleer als een groep ontdekkingsreizigers die van alle onbekende vruchten proeven en alleen meenemen wat ze lekker vinden. Jeans is spijkerbroek geworden en teenagers heten nu tieners - zonder dat iemand daar bijzonder op heeft aangedrongen. Aan de andere kant is de vervanging van stekker door steker, waar taalzuiveraars (ook de Woordwijzer in vorige edities, ook Philips met zijn reuzenvinger in de pap) jarenlang voor geijverd hebben, niet doorgegaan. De herhaaldelijk gesuggereerde vernederlandsingen van hardware en software (apparatuur, programmatuur) hebben nooit echt vaste voet gekregen. De leuke vervangwoorden voor computer die de eerste generatie deskundigen in de jaren zestig uitbroedde (rekentuig, datamaat), zijn zelfs compleet vergeten.
| |
● Groot gevaar
Hoe betrekkelijk alles op dit gebied is, blijkt bijvoorbeeld uit de aanbeveling in NEN 5050 om het Engelse file te vervangen door (onder andere) bestand. Het is echt nog niet zo lang geleden dat bestand (in deze betekenis) een afschuwelijk insluipsel werd gevonden (Van Dale markeert het nog steeds als germanisme). Of neem, om iets verder in het verleden te duiken, de term floodlight. De Woordwijzer wil die vervangen door schijnwerperlicht. Aardig gevonden, maar een halve eeuw geleden deelde ons aller Charivarius schijnwerper nog in bij de ‘Duitse woorden in Nederlandse vorm’, een categorie die in zijn ogen ‘groot gevaar’ opleverde.
Kortom, vreemde woorden komen en gaan. Of ze gaan niet, maar worden door de taalgemeenschap geaccepteerd. In dat geval geeft het NNI de strijd pardoes op. Bij elke nieuwe uitgave worden alle intussen ingeburgerde woorden namelijk uit de lijst verwijderd. Uit de vorige editie (1994) zijn bijvoorbeeld weggelaten: bonificatie, cluster, omschakelen, operationeel, printer, skate board, stekker, sticker, de twintiger (dertiger, enz.) jaren, volautomatisch. In totaal zijn er rond zeventig woorden uit de lijst verwijderd, maar misschien niet allemaal wegens inburgering. Die ‘mogen’ dus voortaan. Andere zijn gebleven, maar kregen een nieuw vervangwoord. Zo is het alternatief voor sales point nu niet meer verkoopargument, maar verkooppunt.
| |
● Verloren strijd?
Inburgering is een voortschrijdend proces, en gebruikers van de Woordwijzer kunnen er dus op rekenen dat bij een volgende uitgave opnieuw een aantal woorden zal worden geschrapt. Enkele kandidaten: data, deadline, droppen, fair, freelance, geprefabriceerde woning, hacker, hovercraft, inchecken, input, insider, instant-, intensive care, job, label, lobby, logo, manager, multinational, panel, pick-up, plastic, promoten, public relations, scannen, software, stress, surfplank, total loss, touring car, tour operator, tractor, trend, trip, wagon, walkman, windsurfen en natuurlijk de gebroeders ROM en RAM. Het spreekt vanzelf dat men over elk afzonderlijk geval van mening kan verschillen, want ‘ingeburgerd’ is een nogal subjectief criterium (disc is taboe, diskette wordt juist aanbevolen). Maar er is zeker wel een kern waar iedereen het over eens zal zijn.
Een verloren strijd opgeven, daar is niets op tegen. Integendeel, het getuigt van werkelijkheidszin. Dat is echter niet wat we hier zien gebeuren. De Woordwijzer legt niet de wapens neer, maar verschuift bij elke nieuwe editie de gevechtslinie een eindje. Voor de zeventig geschrapte woorden zijn andere - een groter aantal zelfs - in de plaats gekomen. Inderdaad, NEN 5050 wordt voortdurend ‘geactualiseerd’. Maar van zo'n instabiele norm kan men geen algemene toepassing verwachten. Bedrijven gaan niet elke vijf jaar hun interne terminologielijst omgooien omdat er een nieuwe editie van de Woordwijzer is verschenen. Van terminologische eenheid en de daarmee beoogde verbetering van de communicatie komt op die manier weinig terecht.
| |
● Taalpolitieke keuze
We dienen verder in het oog te houden dat purisme geen taalkundige kwaliteitseis is, maar een taalpolitieke keuze. Wie deze ideologie niet aanhangt, zal weinig reden hebben om zich aan de norm te houden. Niet iedereen vindt het een vooruitgang als scannen vervangen wordt door aftasten. Niet iedereen aanvaardt het dat je de boot naar Harwich moet schrijven omdat de Harwich-boot een barbarisme is (zeker niet als je vader een Engelandvaarder is geweest). Daarom is het te verwachten dat van deze puristische (en bovendien instabiele) woordenlijst een eclectisch gebruik zal worden gemaakt. Op z'n Hollands: ieder pikt eruit wat hem goeddunkt. Ook dat komt de eenheid van terminologie allesbehalve ten goede.
Mensen die vreemde woorden mijden of anderen opwekken om dat te doen, zijn te bewonderen om hun idealisme. Maar dat betekent niet dat purisme op één lijn staat met regelingen als grammatica of spelling. Dat zijn verzamelingen van taalkundige conventies met een algemeen aanvaard gezag. Blijken de taalgebruikers niettemin uit de pas te lopen, dan wordt de regeling achteraf - met grote vertraging - aangepast. Zo'n etiquetteboek bestaat er niet voor het gebruik van vreemde woorden. En het valt ook niet uit de grond te stampen, zeker niet als er om de paar jaar aan gesleuteld wordt.
| |
| |
De samenstellers van de Woordwijzer denken daar anders over. Hun tweede hoofddoel is ‘handhaving van de kwaliteit van de Nederlandse taal’. Zij willen dit bereiken door het ‘beteugelen van wildgroei’ en door ‘enigermate richting en leiding te geven aan de noodzakelijke groei’. Zij houden niet van ‘een spel van blinde krachten, van al te spontane uitingen en klakkeloze overnemingen’. Misschien zijn er onderdelen van het taalgebruik die langs deze weg maakbaar zijn. Maar de strijd tegen vreemde woorden - met zijn hoge bierkaaigehalte - hoort daar niet bij.
Nederlands Normalisatie-instituut, Belgisch Instituut voor Normalisatie, Woordwijzer. Goed taalgebruik in bedrijf en techniek, Den Haag, Antwerpen, 4e druk, 1998.
|
|