● Journaaltaal
‘De meeste nieuwslezers en correspondenten van de televisiejournaals zijn slechte ambassadeurs voor het Nederlands.’ Deze stelling verdedigde Theo Muller, violist en beleidsmedewerker. Hij betoogde dat televisiejournaals normerend zijn voor de taal, en om die reden op een plezierige manier neutraal moeten zijn. ‘Accenten zijn bij veel journalisten het zwakke punt. Zo heb je sinds enige tijd van die rare, nadrukkelijke beginaccenten: “de fínanciële problemen van de cúlturele sector”. Daarnaast natuurlijk verkeerde zinsaccenten, die erop wijzen dat iemand niet begrijpt wat hij zegt. En ten derde de persoonlijke, regionale of sociaal gemarkeerde accenten. Die vallen beslist niet onder het kopje neutraal of normerend, integendeel, ze wekken irritatie. Dat is uiteraard subjectief, maar ik vind Connie Mus erg plat; een ander vindt Tine van Houts misschien weer te keurig. Noraly Beyers' gemankeerde v's en z'ten zijn schuurpapier voor mijn oren, en bij Saskia Dekkers heb ik het omgekeerde probleem. Gijs Wanders en Paul Grijpma produceren een quasi-gewichtig gerochel dat grenst aan een spraakgebrek. Maar het ergste euvel zijn de rare toontjes en maniertjes. “NOS, acht uur journaal, Pia Dijkstra”. Of: “Max Westerman, RTL Níéuws, New York”. Het toontje van de vliegende reporter openbaart zich bij Jeroen Pauw in gehijg plus het inslikken van lidwoorden. En waarom denkt Peter d'Hamecourt. Toch altijd dat in één zin. Minstens drie punten staan. En dan heb je nog de oer-Hollandse toontjes van het gevoelige meisje Broekema, Marga “Jeugdjournaal” van Praag of het temerige toontje van Kees Boonman.’
Het was niet allemaal kommer en kwel in de ogen van Muller. Hij prees enkele ‘keien’ bij de journaals, zoals Harmen Siezen, Henny Stoel, Pia Dijkstra, Loretta Schrijver en Edvard Niessing. Maar zijn eindoordeel was streng: ‘Heren van de televisiejournaals, verlos ons van de rest.’
Jan Wouter van der Straaten, communicatietrainer, was het niet met Muller eens. Zijn betoog lag enigszins in de lijn van dat van Youp van 't Hek (zie verderop). ‘Kan het zijn dat juist de kernkwaliteit van het gemiddelde Onze-Taallid, de liefde voor en kennis van het Nederlands, ook een valkuil is? Schiet Muller niet door? Vervalt hij niet in purisme? Of het NOS-journaal al dan niet een goede ambassadeur is, heeft naast de verkeerd uitgesproken accenten en de eventuele kromme zinnen ook te maken met de vraag of de doelgroep de boodschap begrijpt. Het begrijpen is juist de essentie.’
De meeste luisteraars (onder wie Henny Stoel) vonden Mullers geestige imitaties echter overtuigender.