Onze Taal. Jaargang 67
(1998)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| ||||||||||
■ Maliebaan
| ||||||||||
■ Decimaalteken
| ||||||||||
■ Decimaalteken [2]
| ||||||||||
■ Decimaalteken [3]
| ||||||||||
■ Hanenwaken
| ||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||
ik als jongetje van een jaar of tien bij verjaardagsvisites ‘veur dat 't volk kwam’ naar bed. De deur van de bedstee werd dan op een kier gezet, zodat ik de gesprekken kon volgen. Zo tegen een uur of elf, als het borreltje op tafel kwam, werd het pas echt interessant. Ik moest vechten tegen de slaap. Mijn pleegmoeder, die me door en door kende, zei daarom bij het naar de bedstee brengen: ‘Gauw goan sloapen eur en niet luigen te kraenenwaken!’ | ||||||||||
■ Spinde
| ||||||||||
■ Spinde [2]
| ||||||||||
■ Speculaas
| ||||||||||
■ Verkoopbrief
| ||||||||||
■ Timponiemen
|
apa-aap |
bana-baan |
ense-eens |
halvfet-halfvet |
havre-haver |
inte-niet |
karta-kaart |
lanterna-lantaren |
mindre-minder |
Hierbij moeten we nog opmerken dat we alleen niet-verbogen woorden hebben meegeteld die vetgedrukt in het woordenboek staan. Daardoor vielen alle gebiedende wijzen af: prata!-praat!, hatal!-haat! Ook mooie vondsten als konsthund-kunsthond en antastare-aantaster vielen dus buiten de boot.
■ Alleen Nederlands
Ir. L.P.M. Wensing - Rotterdam
Het jaaroverzicht in het decembernummer bevat de volgende zin: ‘De Vlaamse minister-president Van Den Brande kondigt aan dat zijn ambtenaren voortaan alleen Nederlands zullen gebruiken in vergaderingen van de Europese Unie.’
Toen ik dit las, vroeg ik mij af waarom die Vlaamse ambtenaren geen Nederlands zullen gebruiken buiten de vergaderingen van de Europese Unie. Bij een tweede lezing vermoedde ik dat bedoeld is dat die ambtenaren in de vergaderingen van de Europese Unie geen andere taal zullen gebruiken dan het Nederlands. Maar na lezing van de volgende zin (‘Hij dringt er bij de Nederlandse regering op aan eenzelfde beleid te voeren.’) dacht ik dat ook bedoeld kon zijn dat de Vlamingen in de vergaderingen van de Europese Unie de enigen zullen zijn die Nederlands gebruiken, tenzij de Nederlandse ambtenaren ook Nederlands gaan gebruiken. Er zijn dus drie mogelijkheden: alleen in de vergaderingen, alleen Nederlands en alleen Vlaamse ambtenaren.
■ Joden die Piet heten
F. Monsees-Barwegen - Bussum
In het oktobernummer vroeg C. Kostelijk zich af waarom er in de uitdrukking Er zijn meer joden die Piet heten juist sprake is van joden. Uit onderzoek is immers gebleken dat Piet geen joodse naam is - geen vóór- en geen achternaam.
Van de genoemde uitdrukking heb ik nooit eerder gehoord, wel van Hoe kan een jood Piet heten?, in de betekenis ‘hoe is 't mogelijk?’ Dit sluit heel goed aan bij het resultaat van het onderzoek. Ik vermoed dan ook dat Hoe kan een jood Piet heten? de oorspronkelijke uitdrukking is.
■ Naampalindroom
F. Schenck - Brasschaat, België
Nu er in het oktober- en het decembernummer van Onze Taal sprake is geweest van typografische naampalindromen, herinner ik me van lang geleden (de jaren vijftig?) een juweel van een palindroom onder ogen gehad te hebben, dat niet alleen typografisch was, maar ook nog in andere opzichten merkwaardig.
Er was toen briefpapier in de handel met het watermerk MUTATUM, ik meen van de Amsterdamse papiergroothandel Proost. De bijzondere eigenschap van dit papier was dat als men een blad omdraaide, het watermerk ook van de andere kant volkomen leesbaar bleef, omdat iedere (hoofd)letter ervan symmetrisch is opgebouwd. Dat was handig bij het typen, want je hoefde er niet op te letten of het vel met de goede kant naar voren in de machine was gedraaid!
Daarenboven heeft de ontwerper van het merk wellicht nog aan een woordspeling gedacht. Het Latijnse mutare betekent ‘veranderen’. Omdraaien betekent ‘van kant veranderen’; als men een blad omkeert, blijft het volwaardig MUTATUM-papier. De bedoeling zou dan ook geweest kunnen zijn dat de omkeerbaarheid van het papier benadrukt werd.
■ Purismen
R.R. Waart - Amstelveen
Dat in elk geval sommige taalzuiveraars er kortzichtige en starre normen op na houden, lijkt mij genoegzaam aangetoond in een bijdrage van de heer M.C. Tideman in de rubriek ‘Reacties’ van het oktobernummer 1997. Tideman is weliswaar zo inschikkelijk om ‘onvermijdelijke leenwoorden’ te gedogen, maar op een onaangename en frikkerige wijze wordt ons vervolgens opgedragen alleen leenwoorden te gebruiken als er geen ‘gelijkwaardig Nederlands woord (equivalent is hier onnodig) voor bestaat’. Begrippen als onvermijdelijk en gelijkwaardig zijn hier niet op hun plaats: een term die onvermijdelijk schijnt, kan zó vervangen worden (als we computer niet aanvaardbaar achten, hadden we wel gekozen voor beschouwer, gegevensbewerker of iets van dien aard) en van gelijkwaardigheid is in taal bijkans nooit sprake. Wat men vaak buiten beschouwing blijkt te laten, zijn bijbetekenis en klank of welluidendheid. Geen enkel woord is equivalent aan een ander, omdat er naast een grondbetekenis méér aan vastzit. Interesse, bijvoorbeeld, mag dan wel vrijwel gelijk zijn aan belangstelling (beide woorden worden immers veelal door elkaar gebruikt, kennen evenveel lettergrepen, kunnen zich beroepen op een zekere individuele schone klank), helemaal gelijk zal het er niet aan worden. Substantief en zelfstandig naamwoord betekenen in wezen hetzelfde; maar wie daarentegen substantief verkiest (prefereert is nét even anders), trekt een ander register open.
Wat mij het meest belgt, is dat M.C. Tideman in zijn reactie schakering noemt als een ‘Nederlands’ alternatief voor nuance. Zijn lieden die zich in zekere zin beroemen op hun purisme dan te laks om zich ervan te vergewissen dat schakering, niettegenstaande de (min of meer) Nederlandse uitgang -ing, stamt van het Franse échiquer ‘geruit zijn als een schaakbord’ (Jan de Vries, Nederlands etymologisch woordenboek)? Schaak, Oudfrans eschac, zelf gaat terug op het Perzische s̆āh ‘koning’; nuance komt van het Franse nuer ‘schaduwen’ en gaat terug op het Latijnse nubes ‘wolk’. Schakering mag dan wel Nederlandser klinken en ogen dan nuance (misschien kan het ook bogen op een langere geschiedenis in onze taal), het blijft van oorsprong een bastaardwoord.
■ Huppelkut
Elly C. Hagemeijer - Amsterdam
Nogmaals over het woord huppelkut (in het juli/augustusnummer 1997), waar Henk Zwennes in het oktobernummer een reactie op gaf: Joop Koopman zou de geestelijke vader van dit woord zijn.
Dat lijkt mij echter zeer onwaarschijnlijk. Mijn vader en zijn broer kenden het woord reeds toen zij nog kinderen waren (vóór 1940). Zij zijn opgegroeid in de Transvaalbuurt in Amsterdam-Oost. Het woord werd soms ‘op straat’ gebruikt voor meisjes in het algemeen. Ook een generatiegenote van hen, opgegroeid in de Jordaan in Amsterdam, kende huppelkut toen al; het was een ander woord voor ‘hoer’.
■ Ongrammaticaal Engels?
Martha Heesen - Oegstgeest
Wat een wonderlijke redenering gebruikt N. Stienstra in haar artikel ‘Het “Onze Vader-Moeder”’ (in het decembernummer) om te laten zien dat (naar zij meent) men in het Engelse-taalgebied ‘meer hecht aan inclusief taalgebruik’, waar men ‘zijn toevlucht neemt tot constructies die strikt genomen ongrammaticaal zijn’. Als voorbeeld citeert zij een fragment uit Collins Cobuild English Language Dictionary, waarin het meervoudige they terugslaat op someone. Er kan geen sprake van zijn dat de samenstellers van de Collins dan maar voor deze ‘incorrecte’ constructie gekozen hebben uit vrees niet inclusief genoeg te zijn; er is niets ongrammaticaals aan. (Dat het in het Nederlands anders zit, maakt het Engels nog niet ongrammaticaal.) Je zegt in het Engels bijvoorbeeld: ‘Someone forgot their hat.’ ‘There's someone at the door; please tell them to go away.’ En uit een werk van Henry James, die je toch moeilijk van zoiets akeligs kunt betichten: ‘You can tell when a person speaks to you as if (...) they despised you.’
■ Triltintelen
Remco van Rijn - student Nederlands, Amsterdam
In het artikel ‘Optreuren met Aletrino’ (Onze Taal december) stelt Marc van Oostendorp dat Couperus werkwoorden als triltintelen niet verbuigt: ‘Hij voelde dat hij een vorm als jij triltintelt beter niet kon gebruiken omdat dit een onnatuurlijke vorm zou zijn.’ Als tegenvoorbeeld de openingszin van Couperus' roman De berg van licht uit 1905/1906:
In den zoelen nacht van nazomer triltintelden over Emessa aan wijd effen hemel van wolkenlooze nachtkleur de duizende en duizende kristallen sterren (...).
■ Buikspreken
J.M. Spier - Heiloo
Marc van Oostendorp schrijft in zijn artikel ‘Optreuren met Aletrino’ (in het decembernummer) dat je niet kunt zeggen: ‘ik buikspreek’ of ‘ik spreek buik’. Als (beslist onserieuze) reactie wil ik erop wijzen dat Daan Zonderland aantoonde dat buikspreken wel degelijk kan worden vervoegd. In zijn versje over de graaf in
Jemeppe staat onder meer: ‘buik sprak hij (...) als hij behoefte voelde aan een intiem gesprek’. Zo lenig kan de taal dus zijn. En ook bijzonder fraai is de volgende parodie van Charivarius (uit 1921!) op ‘Rustig godslampte een ster’, in het tijdschrift Groot-Nederland:
Uitkomst-rijm
Juist voordat de Groene ter perse ging, bladerde Charivarius, die maar geen onderwerp voor een Rijm kon bedenken, Groot-Nederland 1921 door. Op blz. 403 las hij: ‘Rustig godslampte een ster.’ Rijm klaar.
■ Gemengd huwelijk
Edwin den Boer - Utrecht
Gemengd huwelijk (‘huwelijk tussen mensen van verschillende huidskleur of godsdienst’) is een verouderde uitdrukking, die misschien een tweede leven gaat krijgen in een nieuwe betekenis, namelijk ‘huwelijk tussen mensen van verschillend geslacht’. In Trouw van zaterdag 13 december 1997 verscheen een reportage van Sybilla Claus over het traditionele vrouwenhuwelijk in Kenia. Bij een vergelijking met het gewone huwelijk tussen man en vrouw schrijft ze: ‘Er is niet veel verschil met een gemengd huwelijk’ en ‘De rituelen zijn dezelfde als bij een gemengd huwelijk.’ Dit gebruik is dubbel politiek correct: het beschrijft de normaal geachte samenlevingsvorm als iets bijzonders en het verdringt een gangbare betekenis die naar racisme en religieuze intolerantie ruikt.
En toch maakt het een redelijk natuurlijke indruk, ook buiten de genoemde context. Ik heb nooit begrepen waarom huwelijken tussen mensen van verschillende huidskleur of godsdienst ‘gemengd’ worden genoemd. Alsof het heterohuwelijk bedoeld is om gelijksoortige mensen bij elkaar te brengen!
Henk Krol van De GAY Krant, die in Onze Taal van december de term homohuwelijk het ergste woord van het jaar noemt, zou dus het alternatief ongemengd huwelijk kunnen voorstellen. Wat men er ook inhoudelijk van denkt, het klinkt beter dan het geregistreerde partnerschap dat met ingang van het nieuwe jaar is ingevoerd.