woordenboek van de poëzie
Kerstziekte
Guus Middag
Ik kwam het woord tegen in de bundel Klaarlichte dag (1996) van Anna Enquist: kerstziekte. Nooit van gehoord, maar het zou heel goed een Nederlands woord kunnen zijn en voor de betekenis ervan dienden zich meteen allerlei mogelijkheden aan. Lichamelijke kwalen bijvoorbeeld: ziekte na overmatig dineren tijdens de kerstdagen. Of geestelijk ongemak: gevoelens van lamlendigheid en verveling, ten gevolge van twee, soms zelfs drie feestdagen achter elkaar. Of psychosomatische klachten, uit onbewust verzet tegen het hele idee van Kerstmis met zijn voorgeschreven gebruiken en bijbehorende sentimenten: kerstmanhaat, stalletjesallergie, piekvrees, misselijkheid bij het horen van kinderkoorkerstliedjes uit luidsprekers in winkelstraten en op zogenoemde kerstmarkten. Herkenbare kerstziekteverschijnselen genoeg, en allemaal zouden ze heel goed onder de noemer van dit woord kunnen vallen, maar toch lijkt het buiten dit gedicht niet te bestaan. Het is in geen enkel woordenboek te vinden. Ook niet in een medische encyclopedie. En in het gedicht zelf moet er ook iets anders mee bedoeld zijn:
Kerstziekte
De rivier heeft zich tot meer
gestrekt en klotst onder de waslijn.
Geen plaats voor paarden, engelen;
in geen herberg thuis. Ga liggen
onder zeven dekens, koorts ranselt
de gewrichten, laat hem, hij maakt
zich zwaar in haarwortels en oogkas.
Straf, teken? Na een troebele
nacht ligt water glad over radeloos
gras, een zuiver blinken tussen
wolk en vroegere weide. Stroom
gaf zijn richting voor stilstand,
niemand mist iets: longen, mijn
vurige vlerken, mijn vlammende jas!
Een eenvoudig gedicht is het niet. Er zijn enkele aanwijzingen voor ziekte, dat is waar: koorts, dekens, gaan liggen. Er zijn ook enkele toespelingen op het kerstverhaal: engelen, geen plaats in de herberg. Maar daarnaast zijn er ook gegevens die zich moeilijk met een traditionele kerst laten verbinden. ‘Paarden’, dus geen os en geen ezel. ‘Water’, dus geen sneeuw. ‘Vurige vlerken’, een ‘vlammende jas’: dat lijkt nog eerder op een geval van pinksterziekte te wijzen. Hooguit kun je zeggen dat het schema van het gedicht overeenkomst vertoont met het schema van het kerstverhaal. Na een troebele nacht biedt de volgende dag uitzicht op een overstroomd landschap met een rustige, rimpelloze waterspiegel, ‘een zuiver blinken tussen wolk en vroegere weide’. Dat zou de natte variant kunnen zijn van een witte kerst: na de bewogen kerstnacht strekt zich een stille, besneeuwde wereld uit, met de bijbehorende gedachte aan vrede op aarde, neergedaald heil en in de mensen een welbehagen.