Etymofilie
Knipperdolletje
Ewoud Sanders
Er zijn woorden waar je op slag verliefd op wordt. Dit overkwam mij toen ik knipperdolletje voor het eerst ontmoette, in een reportage die Justus van Maurik in 1881 schreef over een knullig Amsterdams toneelgezelschap. Over een van de toehoorders bij een repetitie schreef Van Maurik:
Bij het woord ‘barst’ schrikt zij heftig, en glijdt haar kop chocolaad van haar schoot en overstroomt de inhoud mevrouw Snipper's japon en den vloer, terwijl de twee knipperdolletjes als scheepjes op den bruinen plas dobberen.
Twee knipperdolletjes die als scheepjes op de chocolademelk dobberen - het is een zin om nooit meer te vergeten. Bij nader onderzoek blijkt het ook een bijzondere zin, want knipperdolletje lag toen al op sterven en zou later vrijwel nooit meer in het wild zijn aangetroffen. Al eerder, in 1875, schreef een zekere H.J. Broers ten onrechte: ‘Van alle gebakken uit vroegeren tijd hebben de theerandjes alleen hun vroegeren roem gehandhaafd. De knipperdollingjes en de kruidkoekjes (...) zijn verdwenen.’
Een knipperdolletje is een klein rond beschuitje. Het woord is omstreeks 1780 voor het eerst gevonden, in de verbinding Delftse Knipperdolletjes. In de 19de eeuw werd het kleine ronde beschuitje als een typisch Amsterdamse lekkernij beschouwd.
Over de herkomst van knipperdolletje is nooit getwijfeld: het woord gaat terug op Bernhard Knipperdolling. Knipperdolling was een rijke lakenkoopman in Müunster toen hij zich in 1534 bij de wederdopers of anabaptisten aansloot - een radicale en opstandige protestantse sekte die vond dat alleen zij die zelfstandig hun geloof konden belijden tot de doop moesten worden toegelaten. Zij verwierpen het dopen van kinderen, doopten volwassenen opnieuw en geloofden dat het Laatste Oordeel spoedig zou komen.
Nadat de wederdopers zich in 1534 van Münster meester hadden gemaakt, werd Knipperdolling een van de twee burgemeesters. Vervolgens trok Jantje van Leiden - bekend uit het spreekwoord - de macht naar zich toe. Jantje liet zich tot ‘koning van Sion’ uitroepen en benoemde Knipperdolling tot zijn stadhouder. Hij woonde in Knipperdollings huis en trouwde met diens dochter Dieuwertje, de latere koningin Divara.
Knipperdolling trad zeer streng op tegen weifelaars en andersdenkenden. ‘Van vier knechten vergezeld en met het ontblote zwaard in de hand toog hij tot schrik der burgers door de straten’, schreef een naslagwerk later.
Na een langdurig beleg werd Münster in 1535 door de troepen van de bisschop heroverd. Na maandenlange gevangenschap en zeer wrede martelingen werd Knipperdolling, samen met Jan van Leiden, op 22 januari 1536 ter dood gebracht. Het tijdschrift De Navorscher schreef in 1856 dat dit gebeurde ‘door middel van gloeijende tangen, waarmede hem het vleesch uit het ligchaam genepen werd’. Zijn lijk werd in een kooi aan de St. Lambertuskerk gehangen.
Zowel in het Engels als in het Nederlands werd knipperdolling vanaf de 17de eeuw overdrachtelijk gebruikt voor ‘opstandeling’, ‘eigenzinnig man’, ‘bedrieger’ of ‘religieuze fanatiekeling’. Aan het eind van de 18de eeuw kwam daar de betekenis ‘klein rond beschuitje’ bij. Hoe die betekenisovergang precies tot stand is gekomen, is niet bekend. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal schrijft hierover: ‘Mogelijk voelde men in het woord knipperdolling een klanknabootsend element dat goed paste bij bros, knappend gebak.’
Zeker is dat knipperdolletje vervolgens ook werd gebruikt voor andere kleine ronde voorwerpen, zoals kleine aardappelen. Het werd tevens gebruikt als vleinaampje voor (mollige) kleine kinderen. Vandaar het kinderrijmpje:
Die zat laatst aan den dijk;
Hij krabde daar zijn bolletjen,
Zijn mutsje viel in 't slijk.
Dat ook voorkomt met de tekst:
Hij had fluwelen schoentjes an,
Hij viel er meê in 't slijk.
Inmiddels is knipperdolletje - in alle betekenissen - gestorven, begraven en helemaal vergeten. Voor liefde op het eerste gezicht maakt dit echter niets uit. Integendeel: het kan zelfs een voordeel zijn.