taalcuriosa
Naampalindromen
Jules Welling
In 1981 publiceerde Battus zijn schitterende taalbijbel Opperlandse taal- & letterkunde en daarmee leek toen het laatste woord gezegd over palindromen, omkeerbare woorden als lepel. Maar sindsdien is er toch wel het een en ander gebeurd, en dat lijkt mij voldoende reden om op dit fenomeen terug te komen. Daarbij wil ik me beperken tot het palindroom in namen, en zelfs binnen die categorie stel ik me een beperking: merknamen.
Omo was voorzover ik weet het eerste bewust gebruikte, commerciële palindroom. OMO is ook nog eens een typografisch palindroom: van rechts naar links gelezen blijft het precies hetzelfde. Dat komt niet zo vaak voor, want een e, zoals in lepel, kun je niet straffeloos omdraaien, maar met de o gaat dat wel.
De Scandinavische luchtvaartmaatschappij SAS was, bij mijn weten, de eerste instelling die met opzet gebruikmaakte van de palindromische eigenschappen van de afkorting. Immers, SA voor ‘Scandinavian Airlines’ lag veel meer voor de hand. Die tweede S (van System) aan het einde is er alleen maar achter gezet voor het palindromische effect.
Een Japans automerk miste een opgelegde kans door zich Toyota te noemen in plaats van Atoyota. Concurrent Honda greep de kans wel aan door op de markt te komen met een type dat de naam ‘Civic’ kreeg. In diezelfde tijd verscheen er een toiletgeurtje in de schappen van de supermarkten dat zich Airia liet noemen: een leuke vondst, die air combineerde met aria. Het mooiste voorbeeld dat ik ken is Oibibio, de naam die in neonletters het new-agecentrum schuin tegenover het Centraal Station in Amsterdam siert. Van Dale geeft het woord niet, maar het zal vast wel iets betekenen, want ik kan me niet voorstellen dat die naam toevallig gekozen is.
Al met al lijkt het me tijd om (nieuwe) naampalindromen in kaart te brengen.