Geschiedenis op straat
Maliebaan
Riemer Reinsma
Kijk je naar de plaatsen waar een Maliebaan, Madestraat of Malieveld voorkomt (Amsterdam, Arcen, Groenlo, Jorwerd, Leiden, Utrecht, Den Haag), dan blijkt het overwegend een randstadnaam te zijn. Dat is niet toevallig. Het vertier op de maliebanen was een deftige aangelegenheid en beperkte zich daardoor grotendeels tot de grote, welvarende Hollandse steden. Op de maliebaan werd ‘gemalied’ of ‘gepalemalied’: een soort golfspel, dat een hogere sociale status had dan het kaatsspel.
De maliesport beleefde zijn grootste bloei in de zeventiende eeuw. Het instrumentarium bestond uit een slaghout (‘malie’ of ‘maliestok’) en een bal. De 18de-eeuwse auteur J. le Francq van Berkhey beschreef de maliestok als ‘een langen taaien zweependen Stok, met een Fluweel Handvat, en aan 't ondereinde een houten, met yzer beslaagen, Hamerslag’. Het woord malie is afgeleid van het Latijnse malleus (= hamer). Het synoniem palimalie - ook wel palemaille - heeft nooit echt wortel geschoten in het Nederlands; dit woord gaat via het Frans terug op een Italiaans woord pallamaglio (= bal en malie). In Engeland leeft de term palimalie wél voort, en dat zelfs in de naam van een hoogst prominente Londense straat. Namelijk de Pall Mali.
De maliebanen vereisten een lang, recht parcours en werden aangelegd buiten de toenmalige stadswallen. Het Utrechtse exemplaar, aangelegd in 1637, gold indertijd als het mooiste van Europa. De overlevering wil dat de Zonnekoning in 1672, toen hij in Utrecht was, verzuchtte dat hij de baan helaas niet mee kon nemen naar Versailles. De baan in Utrecht was 740 meter lang. Hij was geplaveid met schelpen en afgezet met houten schuttingen waarin een aantal toegangen waren uitgespaard. Hierdoor konden de spelers - die toegang moesten betalen - binnenkomen of vertrekken. Aan elk uiteinde van de baan stond een hoge paal met het Utrechtse stadswapen. Halverwege de baan was een kleine ijzeren boog aangebracht. Het was de bedoeling dat je de bal met zo weinig mogelijk slagen en zo snel mogelijk onder de boog door naar het eind van de baan sloeg, waar hij de paal moest raken. Aan weerskanten van de baan lagen drie met bomen beplante wandelwegen.
De Maliebaan in Utrecht in 1715.
Lithografie P.W. van de Weijer (1864). Gemeentelijk Archiefdienst Utrecht
Na het midden van de achttiende eeuw begon het maliën uit de mode te raken. In 1796 werd er op de Utrechtse baan al niet meer gespeeld. In 1811 werden de schotten en palen afgebroken.
Met dank aan Harold Kettlitz en Erik Tigelaar, Gemeentelijke Archiefdienst Utrecht