W. van der Kraan - Drempt
Mediacircus
Het Latijn kent het bijvoeglijk naamwoord medius (vrouwelijk media, onzijdig medium): ‘zich in het midden bevindend, middelste’. Veel van onze landgenoten gebruiken de bijvoeglijke aanduiding medium, op z'n Engels uitgesproken, onder meer voor een kledingmaat (een verkorte vorm van medium-sized), voor een sherrysoort en voor een bereidingswijze van biefstuk.
De onzijdige vorm medium is bovendien in de moderne talen en ook in het Nederlands tot zelfstandig naamwoord geworden. Waarschijnlijk was dit het eerst het geval op het terrein van het spiritisme. Een medium is daar een tussenpersoon, iemand die een verbinding legt tussen de stoffelijke en de onstoffelijke wereld.
Medium als zelfstandig naamwoord kan ook betekenen ‘communicatiemiddel’. Bedoeld is dan meestal de geschreven pers, de radio of de televisie. Deze publiciteitsorganen behandelen vaak tegelijkertijd dezelfde onderwerpen, en we duiden ze dan samenvattend aan met het meervoud de media (‘De media besteden veel aandacht aan de dood van Mitterrand’).
Het veelvuldig gebruik van dat meervoud om het geheel van deze communicatiemiddelen aan te geven, heeft bij sommigen de mening doen postvatten dat de media identiek is aan de pers (inclusief radio en televisie) en dat het hier dus gaat om een vrouwelijk enkelvoud. Hieronder een aantal voorbeelden:
- | Je trekt daarmee de aandacht van de hele media. (Nederland 2, 24-1-94) |
- | De media in Wit-Rusland is volledig in handen van de regering. (Radio 1, 22-6-94) |
- | Daar heeft geen media toegang. (Radio 1, 11-9-95) |
- | De media sprong er meteen bovenop. (Radio Gelderland, 11-10-95) |
- | De hele media was uitgerukt. (Radio 1, 26-10-95) |
- | De media mag wel opdraven bij de jaarverslag-presentatie. (Willem Bemboom, VPRO Gids, 10-8-96) |
De voorzitter van een omroepvereniging wist wél dat het ging om een onzijdig woord. Hij sprak op Nederland 3 (10-4-94) tenminste over ‘het media dat ik mag besturen’.