● Vrouwelijke uitgang
Het onderscheid tussen jongens- en meisjesnamen kan ook in de vórm van de naam tot uitdrukking komen. Bij de Garo, een volk in het westen van Assam in India, zijn namen die eindigen op een ie-klank (Banni, Jingini, Ronbi) typisch voor vrouwen, terwijl namen van mannen vaak uitgaan op een n (Rohen, Jengon). Ook in onze naamgeving, althans die van de laatste eeuwen, kunnen we het geslacht van de naam vaak afleiden uit de uitgang: namen op -us komen alleen bij jongens voor, en de uitgangen -a, -ette, -ina en -ia vinden we alleen bij meisjesnamen. Zulke uitgangen kunnen ook gebruikt worden om het geslacht van de naam te veranderen: met -a wordt Adriaan Adriana, met -ien maak je van Willem Willemien en Antoine wordt met -ette Antoinette. Ook een verkleiningsuitgang kan tot vervrouwelijking leiden: naast Guus komt ook de meisjesnaam Guusje voor.
In de late Middeleeuwen begon men meisjes jongensnamen te geven, maar men nam nog niet de moeite die namen voor vrouwelijk gebruik aan te passen. Zo vinden we in bronnen uit de vijftiende eeuw naamsvermeldingen als Joncfrou Dirc van der Does, Joncfrou Adriaen, Joncfrou Johan van der Velde en Jacob, hertogin van Beieren. Toen het gewoon werd dat ouders zich bij de keuze van een naam voor een dochter lieten inspireren door een jongensnaam, kregen zulke namen een vrouwelijke uitgang. Oude vormen zijn Jacopmijne, Hendriksken, Maertijnkin en Willemtie.