nend is dat op de congressen van de Nederlands-Belgische Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde de Nederlands-Limburgers in de wandelgangen onbekommerd dialect spreken, terwijl de Belgisch-Limburgers zich bij voorkeur van het Nederlands bedienen.
Ook de Voerstreek hoort bij Belgisch-Limburg. De Vlaamsgezinden spreken er ook met hun kinderen Limburgs. De meeste oudere Waalsgezinden spreken van huis uit ook Limburgs, maar voeden hun kinderen in het Frans op.
In de provincie Luik is de toestand nog ingewikkelder. In het stadje Aubel - pal onder de Voerstreek - werd oorspronkelijk Limburgs gesproken; het was tot 1920 officieel Nederlandstalig. Nu is het sterk verfranst en is het Limburgs er nagenoeg uitgestorven. Oostelijk daarvan liggen de zogenoemde ‘Platdietse dorpen’, die officieel Franstalig zijn, maar waarvan de oorspronkelijke volkstaal Limburgs is. Lang was Duits er de voertaal in school en kerk. In de Tweede Wereldoorlog maakte nazi-Duitsland daar misbruik van en lijfde het die dorpen in. Na de oorlog wilden de dorpelingen zeker niet voor Duitser doorgaan. Zij durfden zich niet voor het Duits (of het Nederlands) in te zetten en werden officieel Franstalig. Het gevolg is een sterke verfransing van deze dorpen. Weer ten oosten daarvan ligt het officieel Duitstalige gebied, dat Duitsland na de Eerste Wereldoorlog aan België heeft moeten afstaan. In het noordelijke deel zijn twee gebieden te onderscheiden: in het westen (met de hoofdstad Eupen) worden vooral Limburgse dialecten gesproken en in het oosten vooral Ripuarische (Duits getinte) dialecten. In beide is Duits de officiële taal, maar de bewoners spreken er veel dialect.
Asterix in het Limburgs. Uit: Uderzo (teikeninge) en Coscinny (teks), 't Titelgevech. 'n Avontuur van Asterix de Galliër. Limburgse teks: Vereniging Veldeke Limburg. Uitgave: Dargaud Benelux i.s.m. Vereniging Veldeke Limburg, Korenmolen 40, 6003 BE Weert