Etymofilie
Kremserwit & wellingtonia
Ewoud Sanders
Is het nodig om de betekenis van een woord in een woordenboek te illustreren met bewijsplaatsen, citaten waarin dat woord voorkomt? Sommigen menen van niet. Bewijsplaatsen nemen een hoop ruimte in en dat kan soms lastig zijn. Toch ben ik een groot voorstander van bewijsplaatsen. Ze tonen aan dat een woord leeft of heeft geleefd. Ze geven soms informatie over de status en de uitspraak van een woord. En ze laten soms zien hoe productief een woord kan zijn.
Bewijsplaatsen hoeven van mij geen pakkende ‘oneliners’ of dichtregels te zijn, als ze een woord maar laten ‘schijnen’. Het allermooist zijn bewijsplaatsen die het hele leven van een woord bestrijken: de opkomst, de bloei en in voorkomende gevallen ook de ondergang. In een paar citaten lees je dan de minibiografie van een woord. Verteld door ooggetuigen. Maar ja, zie zulke plaatsen maar eens te vinden.
Dat is me de afgelopen jaren een paar maal gelukt. Geloof me of niet, als ik zo'n plaats vind, zit ik stilletjes te juichen. Dat was bijvoorbeeld het geval bij het woord kremserwit. Kremserwit dankt zijn naam aan Krems, een stad zo'n vijftig kilometer ten noordwesten van Wenen. In het begin van de 19de eeuw maakte Krems naam door de productie van een wit, poedervormig, in water oplosbaar zout, waarvan witte verf werd gemaakt door het met lijnolie te mengen. Hoewel deze verfstof al snel ook elders werd gemaakt, bleef men spreken van kremserwit of kremswit. In het Engels sprak men behalve van Krems white ook van Vienna white ‘Weens wit’. De verf werd tot deeg gekneed, gedroogd en vervolgens in kleine vierkante stukjes op de markt gebracht. Omstreeks 1915 raakte deze verfstof in onbruik.
Een wetenschappelijk woordenboek zou dit woord wat mij betreft moeten voorzien van de volgende bewijsplaatsen:
1836 Kremswit is eene verwstof, welke uit tin vervaardigd wordt, welke in witheid boven alle andere witte verwen uitmunt. Het dekt en droogt zeer wel; doch wordt alleen voor fijn werk gebezigd, en met raauwe en een weinig gekookte lijnolie gemengd.
Gt. Nieuwenhuis, Aanhangsel op het Algemeen Woordenboek van kunsten en wetenschappen 3 (1836), 693
1859 Het Kremser loodwit, dat evenzeer in de omstreken wordt aangetroffen, wordt niet meer alhier [in Krems], maar te Weenen en Klagenfurth fabriekmatig bereid.
Gt. Nieuwenhuis, Woordenboek van kunsten en wetenschappen 3 (1859), 255
1917 Kremserwit (...) is tegenwoordig niet meer in den handel; alleen den naam, die ontleend is aan het stadje Krems in Neder-Oostenrijk, vindt men nog wel op tuben waterverf.
L. Zwiers, Bouwkundig woordenboek 1 (1917), 667
Onlangs stuitte ik op een ander fraai voorbeeld: de benaming Wellingtonia gigantea voor de reuzenpijnboom uit Californië. De Engelse plantkundige John Lindley (1799-1865) vernoemde deze boom, die honderd meter hoog en ruim dertig meter in omtrek kan worden, op 24 december 1853 in het tijdschrift The Garden Chronicle naar de hertog van Wellington. De held van Waterloo was het jaar daarvoor overleden. ‘Wellington steekt net zo ver boven zijn tijdgenoten uit als de Californische boom boven alle woudbewoners. Laat daarom voortaan de naam zijn: Wellingtonia gigantea’, schreef Lindley.
Ziehier enkele citaten waaruit blijkt hoe deze naam in het Nederlands terechtkwam, en welke indruk de boom maakte:
1856 De fabelachtige berigten over groote Pijnen in Californië, onlangs de couranten medegedeeld, blijken thans op de zuivere waarheid gegrond te zijn. De reiziger Lobb is thans in Engeland terug gekomen en heeft niet alleen eensluidende berigten medegedeeld, maar zelfs een levend plantje van een boom en zaden medegebragt. (...) Men stelt voor om den boom te noemen Wellingtonia gigantea.
Nieuw Nederlandsch Magazijn (1856), 288
1860 De mammoeth-boomen behoren tot eene soort, die overal onbekend is, behalve in Californië. Een Engelschman, Dr. Lindley, gaf haar den naam van Wellingtonia gigantea, maar de Amerikanen staan er op, dat zij Washingtonia gigantea genoemd worden.
Nederlandsch Magazijn (1860), 54
1860 Op de bloemen-tentoonstelling door de Vereeniging voor Volksvlijt, te Amsterdam, in september 1859 gehouden, zag men verschillende jonge stammen van den Wellingtonia gigantea, ingezonden door de heeren E.H. Krelage & Zoon te Haarlem. Een daarvan telt reeds eenige winters en had de hoogte van een volwassen mensch.
Idem, 57
1861 Hoe of 't onze boomkweekers en liefhebbers gaat met hunne Wellingtonia's? Men is zeker verlangende om eens naauwkeurig te weten hoe de boom zich hier te lande houdt (...), en of hij thans reeds belooft, ook hier, de reus van de wouden te zullen worden als in Californië.
De Volksvlijt (1861), 410
Het vergt ruimte, dat is waar, zeker als je aan dit alles nog wilt toevoegen dat het niets werd met de wellingtonia's in Nederland en dat de huidige soortnaam Sequoia gigantea is. Maar toch, via dergelijke citaten heb je taal en geschiedenis rechtstreeks bij de kladden. Mooier kan het haast niet.