Onze Taal. Jaargang 66
(1997)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |||||||||||
■ Linde(n)laan (1)
| |||||||||||
■ Linde(n)laan (2)
| |||||||||||
Naschrift W. SterenborgIn mijn artikel in het januarinummer heb ik gesteld dat de wet aanpassing van straatnamen eist. In artikel 1 van de Spellingwet van 1947 (die nog steeds van kracht is) zegt lid 6 dat binnenlandse aardrijkskundige namen voorlopig buiten de gebruikelijke spellingregels vallen. Lid 8 stelt uitdrukkelijk vast dat namen van straten, lanen, enz. niet tot die uitzonderingscategorie behoren. Op straatnamen zijn ‘mitsdien’ (= omdat het geen uitzonderingen zijn) de vereenvoudigingsregels van toepassing. Dat hierbij expliciet de ee, oo en sch genoemd worden en niet de tussen-n, is vanzelfsprekend: in lid 11 van art. 1 wordt medegedeeld dat deze laatste categorie nog beregeld moet worden (waarbij een toekomstige commissie eventueel aan uitzonderingen zou kunnen denken met betrekking tot straatnamen, hetgeen helaas niet gebeurd is). Deze beregeling van de tussen-n heeft plaatsgevonden in 1955 en 1995, beide keren zonder dat straatnamen als uitzonderingen worden aangemerkt. Maar zelfs áls het jongste Spellingbesluit de regels van de Spellingwet buiten werking gesteld zou hebben, zouden de straatnamen nog onderhevig blijven aan het spellingregime. Lid 6 en lid 8 zijn dan niet meer van toepassing, waardoor straatnamen ‘gewone’ geografische aanduidingen worden waarvoor dan geen uitzonderingsregel meer geldt. Ze vallen daarmee onder de spellingregels. Dat de heer Molewijk tevergeefs gezocht heeft naar een besluit dat de wijzigingen van 1955 op straatnamen van toepassing verklaart, verwondert mij geenszins: daaraan was helemaal geen behoefte, omdat de wet dat al geregeld had! Uit naspeuringen in het Tilburgse gemeentearchief is mij gebleken dat het aanpassen van de sch in straatnamen daar, zonder een daartoe strekkend raadsbesluit, over een periode van meer dan veertig jaar geleidelijk heeft plaatsgehad. Deze werkwijze strookt met wat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen in Ng-magazine van 7 februari jongstleden adviseert. De heer Melissen heeft gelijk dat er in Lindelaan geen sprake is van een echte tussenklank -e(n)-; de stomme e die we horen, maakt deel uit van het eerste deel van de samenstelling: Linde. De Leidraad van het Groene Boekje bevat op blz. 24 dus een slordige formulering; daar staat dat de regels voor de tussen-n gelden voor woorden waar tussen de samenstellende delen een -e- wordt gehoord. Dat Lindelaan wel degelijk onder de nieuwe regels voor de tussen-n valt, blijkt uit regel 2, waarin beschreven wordt wanneer we geen -n-moeten schrijven. Onderdeel c. van regel 2 luidt: ‘Het eerste deel is een zelfstandig naamwoord dat op een toonloze /e/ eindigt en een meervoud op -en en -s heeft: gedaanteverwisseling (...)’. Hieronder valt ook linde; Lindelaan krijgt daarom geen -n-. De Woordenlijst vermeldt dan ook lindelaan, als soortnaam, dus zonder hoofdletter. Met zijn tweede opmerking - dat het eerste deel van een samenstelling heel goed een meervoud kan zijn, zoals in min- | |||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||
derhedenbeleid, en dat Lindenlaan dus ook mogelijk moet zijn - gaat de heer Melissen voorbij aan de nieuwe regels voor de tussen-n. Volgens de nieuwe spelling schrijven we (nog steeds) minderhedenbeleid. De reden daarvoor is nu dat minderheid alleen een meervoud heeft op -n. Om dezelfde reden heeft stedendwinger zijn tussen-n behouden. De nieuwe regels dwingen ons hier alleen naar de vorm van het eerste lid van de samenstelling te kijken, en de oude noodzakelijkmeervoudregel geheel te laten voor wat hij was. | |||||||||||
■ Linde(n)laan (3)
| |||||||||||
Naschrift redactieMoeten de straatnaambordjes veranderd worden? Wij hebben uitgezocht óf ze veranderd zullen worden. Straatnaamgeving is bij de Gemeentewet van 1851 gedelegeerd aan gemeenten. Gemeenten zijn dus de baas over de namen van hun straten. De spelling van straatnamen kan daardoor van gemeente tot gemeente verschillen. Het uitgangspunt is doorgaans wel dat ambtenaren een schrijfwijze voorstellen ‘volgens de vigerende spelling’ van het tijdstip waarop de namen worden vastgesteld. Een voorlichter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bevestigt dat de afzonderlijke gemeenten voor zichzelf de spelling van straatnamen kunnen bepalen. De VNG voert een pragmatisch beleid: ‘Wij raden de gemeenten aan om er geen werk van te maken zolang zij het zelf geen probleem vinden. Wel adviseren wij voor nieuwe straatnamen de nieuwe spelling te hanteren.’ Dit advies sluit aan bij het voorschrift dat ambtelijke teksten die na 1 augustus 1997 worden gemaakt, in de nieuwe spelling geschreven moeten zijn. Opmerkelijk is dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen er anders over denkt. Alle straatnamen dienen op den duur volgens de nieuwe spelling te worden geschreven, aldus het ministerie, maar de woordvoerder pleit voor een geleidelijke vervanging, bijvoorbeeld als de bordjes van de muur zijn gevallen en vernieuwd moeten worden. Het dagblad Trouw van 20 januari maakte een ronde langs de straatnaamcommissies van enkele grote steden. Amsterdam beschouwt straatnamen als historische gegevens die je niet moet veranderen. In Den Haag wacht de commissie tot de gemeente in kaart heeft gebracht wat de gevolgen van aanpassing zijn. De Rotterdamse gemeentearchivaris is geneigd tot aanpassing, maar zal het onderwerp niet als eerste op de agenda zetten. De gemeente Tilburg wil voortvarender te werk gaan: na een vergadering in maart kunnen volgens de voorlichtster een maand later de nieuwe bordjes besteld worden. | |||||||||||
■ Geachte lezeressen en lezers
| |||||||||||
Naschrift Harry CohenPolitieke correctheid betekent gelijkberechtigdheid, niet ‘dames gaan voor’. Duitse kranten en politici zetten inderdaad vaak uit hoffelijkheid de Leserinnen en de Bürgerinnen voorop, maar in het bedrijfsleven en in ambtelijke stijl houdt men gewoonlijk de alfabetische volgorde aan. Deze pakt vrijwel altijd ten ‘voordele’ van de mannen uit, zoals in Verordnung über die Berufsausbildung zum Koch/zur Köchin. De zogenoemde ‘Sparschreibung’ heeft een eender effect: der/die Besitzer/in of der(die) Besitzer(in). Ook in de adresseerstijl zien we zelden een galante omkering van het klassieke Herrn und Frau Meier. | |||||||||||
■ Levensloopbestendige woningen
| |||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||
■ Metaforen en reorganisaties
| |||||||||||
■ Alternatief voor of of
| |||||||||||
■ Verboden voor andere honden
| |||||||||||
■ Ook andere geleidehonden
| |||||||||||
■ Omniplurialen
|
13: | dampkringsluchtje (alle letters verschillend!), proefveldtechniekjes |
15: | luchtverdampingsbakje |
16: | bevolkingspiramidezuchtje, acquisitiewerkzaamhedenploegje, kunstzijdefabricagehelmpje |
18: | dekbevruchtingswijzefilmpje |
19: | ex-bv-acquisitiewerkzaamhedenploegje |
20: | ex-bottwkampveiligheidsfactorenquizje |
Tot slot twee woorden waarin alle vijf klinkerletters staan en alle medeklinkers verschillend zijn: campinghoudster, sandwichformule (goedgekeurd door Van Dale).
De uitdaging was wel amusant.
■ Dubbeltjesijs
C.J. Langbroek-Knop - Leeuwarden
F. Jansen schrijft in Onze Taal van januari over nieuwe woorden van 1996. Hij noemt daarbij het woord dubbeltjesijs. Ik wil u even melden dat ik, geboren in 1932, dit woord al sinds mijn jeugd ken. In elk geval gebruikte ik het in mijn tienerjaren, in de winters vlak na de oorlog. Ik woonde toen in Utrecht en wij schaatsten tochten in de buurt van Maarssen en Loosdrecht. De betekenis was dezelfde als die de heer Jansen geeft: ‘zwart ijs met witte stippen van gasbellen’. Het was voor ons een teken van betrouwbaarheid als het ijs er zo uitzag. In de venige grond ontstaat vaak gas (methaan, geen lucht dus), en dubbeltjesijs is dan ook typerend voor veenachtig gebied.
■ Open en gesloten klinkers (1)
T. Hoevers - Amsterdam-Nieuwendam
Het Nederlands kent klinkers in twee gedaanten. De meest gangbare benaming is lang en kort. Maar sommige mensen zijn daar niet tevreden mee en bedenken allerlei andere benamingen, zoals helder en dof, vrij en gedekt, gespannen en on gespannen, zwakgesneden en scherpgesneden. En mevrouw Dullaart voegt er in het januarinummer op blz. 23 nóg een aan toe: open en gesloten.
Laten we ons maar liever bij de oude vertrouwde lange en korte klinkers houden. Men doelt weliswaar niet zozeer op de tijdsduur maar meer op het karakter van de klank, maar in woorden als laat, beek en boos wordt de klinker inderdaad langer aangehouden dan in lat, pet en bos. Bij de i en u horen we alleen een klankverschil, geen verschil in tijdsduur: diep, statuut - kip, put, maar met een r erachter weer wel: dier, schuur - Dirk, schurk. Hetzelfde gebeurt, maar in mindere mate, ook als er een n achter staat: zien, immuun - spin, dun. De a, e en o met de r erachter klinken misschien ook wat extra lang: paar, meer, boor, waarbij de e en o dan tevens van klank veranderen.
De aanduiding lang/kort klopt in de meeste gevallen dus wel en, nou ja, bij een paar gevallen dan niet. Laten we daar niet te zwaar aan tillen en het maar zo laten. Een taal is tenslotte geen wiskunde.
■ Open en gesloten klinkers (2)
A. Blom - afdeling Toegepaste Taalkunde TV Delft
Volkomen terecht wijst Joanna Dullaart er in nummer 1 op dat de aanduidingen vrij en gedekt voor de klinkers in resp. boom en bom te weinig zeggen over de uitspraak om bruikbaar te zijn in het onderwijs - of dit nu schoolkinderen of anderstaligen betreft. Ook de termen lang en kort vinden bij Dullaart geen genade. Het verschil tussen a en aa of o en oo is geen kwestie van duur maar van articulatiewijze, zo stelt zij, en weer heeft zij geen ongelijk.
Toch vrees ik dat het taalonderwijs weinig baat zal hebben bij wat Dullaart hiervoor in de plaats stelt. Zij kiest in haar onderwijs voor de termen open en gesloten, en definieert die aldus:
- | een klinker in een open lettergreep heeft een open uitspraak (ma) |
- | een klinker in een gesloten lettergreep heeft een gesloten uitspraak (man) |
- | voor een open uitspraak in een gesloten lettergreep zijn twee letters nodig (maan). |
Ik zie niet hoe de termen open en gesloten hier verhelderend zijn voor de uitspraak. Wat is er ‘open’ aan de ee en de oo in been en boom, vergeleken met de e en de o in pen en bom? De mond in elk geval niet! Nee, de termen open en gesloten hebben uitsluitend betrekking op de lettergreepstructuur. Gesloten wil hier zeggen ‘afgesloten door een medeklinker’, en open: ‘niet afgesloten door een medeklinker’. En: hoe weet je of een lettergreep ‘open’ of ‘gesloten’ is? ‘Om te kunnen spellen (...) moet je leren hoe de woorden in lettergrepen verdeeld worden’, stelt Dullaart. Maar dat moet iemand dan wel even uitleggen!
Laat ik het eens proberen. In de Nederlandse woorden haring, edel, bomen en uren ligt de lettergreepgrens vóór die ene medeklinker, en niet, zoals bijvoorbeeld in de vergelijkbare Engelse woorden caring, edit, coming en user, erna. Eén enkele medeklinker gaat in het Nederlands naar de volgende lettergreep. Je krijgt dan verdelingen als ha+ring, e+del, bo+men en u+ren. Je moet het maar weten!
Maar als we het echt willen uitleggen, zijn we nog niet klaar. Het eind van een lettergreep, zo moeten we er dan vervolgens bij vertellen, dat is net zoiets als het eind van een woord. Klanken als in man, pen en bom komen daar niet voor. Dus vindt men het in het Nederlands niet nodig om daar aa, ee, oo en uu te schrijven. Eén a, e, o en u in haring, edel, bomen en uren is genoeg om uitsluitsel te geven over de uitspraak, net zoals bijvoorbeeld in na, zo en nu.
En nog is dit niet het hele verhaal. Want u ziet misschien al waar ik gesmokkeld heb: de spelling van de e op het woordeinde (twee, zee, mee) moet er nog ingepast worden, evenals de uitspraak van de e in andere en hogere: zijn dit dan ook ‘open klinkers in open lettergrepen’?
■ Savieren sjerrebekke
Marcus Leroy - Ambassade België, Harare, Zimbabwe
Niet veel later dan Hans Heestermans (zie Onze Taal van januari) zong ik in de klas ook ‘Vier weverkens’, zij het een eind meer naar het zuidwesten, in de buurt van Gent. Ook ik wist toen niet wat savieren was in de liedregel ‘en zij kochten een pond sa vieren’. Ik las het als één woord, denkende dat het een goedkoop vervangingsproduct voor boter moest zijn, iets als margarine, waar de weverkens een pond van kochten omdat de boter zo diere was. Nu weet ik dat het ‘met zijn vieren’ betekent. Dat even verder uit de tekst blijkt dat ‘ze het boterke hadden gekocht’ ontsnapte toen blijkbaar aan mijn aandacht.
Wat mag in 's hemelsnaam sjerrebekke betekenen, vraagt Hans Heestermans zich af. Ik weet het ook niet, maar ik waag een gok. Het zou van het Franse serre-bec kunnen komen, een stuk gereedschap met een bek of bedoeld om een of ander bekvormig onderdeel (van een weefgetouw?) dicht te drukken. Het Frans heeft talrijke samenstellingen met serre-. Een welbekend voorbeeld is serre-joints (lijmschroef), dat, ook in het Frans trouwens, verbasterd is tot sergeant.