● Nare betekenisgevolgen
Maar hoe zeg je de dingen wel? Hoe dring je aan, zonder onbeleefd te worden? Hoe houd je je vriendelijk doch beslist iemand van het lijf? Waar leer je dat je in het Nederlands, om een gesprek een wending te geven naar een afsluiting, bijvoorbeeld kunt zeggen: ‘Zeg, ik moet nog even iets doen’ en niet: ‘Hé jij, ik moet...’ Maar dat je in het Duits juist weer niet kunt zeggen: ‘Sag mal,...’ maar wel: ‘Du, ich habe noch was vor’. Ik denk dat dit regelsysteem, na het lexicale systeem, misschien wel het belangrijkste is voor het realiseren van communicatieve bedoelingen in een vreemde taal. Ik denk ook dat het op dit gebied misschien wel het vaakst voorkomt dat fouten met betekenisgevolgen door de betrokkenen niet als zodanig worden onderkend.
Zozeer als Nederlanders de neiging hebben de kwaliteit van hun Engels te overschatten, zo onderschatten ze hun mogelijkheden in het Duits. Dat komt deels door de nodeloze nadruk op taalgymnastiek met weinig voorkomende grammaticale problemen in ons traditionele onderwijs Duits. Wie zijn Duits wil verbeteren, kan veel beter proberen het veel te gebruiken en daarbij goed naar zijn gesprekspartners luisteren. Je leert vaak ontzettend veel door daaruit opgepikte uitdrukkingen en zinswendingen te onthouden en je die eigen te maken. Dat zijn meestal uitdrukkingen die je zelf ook vaak nodig zult hebben. Daarbij is vooral de ‘pragmatische’ kant van belang. Omdat ze niet als zodanig herkend en begrepen worden, leiden fouten op dit gebied makkelijk tot irritaties en misverstanden. De opdracht aan een ober om je een bier te serveren, wordt bijvoorbeeld in het Nederlands als een vraag om toestemming geformuleerd. (‘Mag ik een bier?’). Als je in Duitsland vraagt ‘Darf ich ein Bier?’, kan het gebeuren dat de ober antwoordt: ‘Das sollen Sie nicht mich fragen’. Omgekeerd heb ik meegemaakt dat de Duitse gewoonte om zo'n bestelling in de vorm van een vaststelling te plaatsen (‘Ich kriege ein Bier’) door een Nederlandse ober werd beantwoord met: ‘Krieg ist vorbei’.