Vergeten woord
Jezus van Merante
Hans Heestermans
In grote delen van Brabant komt de goedmoedige krachtterm Jezus van Merante voor. Hij betekent zoveel als ‘hemeltjelief’. Je zegt het bij schrik, verbazing of kleine ergernis. Veel krachttermen, ook de onschuldige, hebben te maken met de naam van God. Dat is vrij logisch. Als je vloekt, ben je boos. Je wilt die boosheid enige kracht bijzetten en daarom gebruik je een woord dat je niet ijdel mag gebruiken. Er rust een taboe op en dat maakt de vloek des te erger. Ook scheldwoorden vormen we op die manier met woorden uit de taboesfeer van seksualiteit, ziekte, dood en uitwerpselen.
Jezus kwam niet uit Merante. De vraag is dus: wat is de oorsprong van Merante? Jaren geleden dacht ik dat ik daar een originele verklaring voor gevonden had, maar geheel overtuigend was die niet. In het bekende lied ‘Merck toch hoe sterck’ komen de volgende regels voor:
Hoor de Spaensche trommels slaen!
Hoor Maraen's trompetten!
Het woord Maraen stamt van het Spaanse marrano, dat ‘varken’ betekent. Het werd ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog door de Nederlanders gebezigd als scheldwoord voor de Spanjaarden. We drukten er onze afkeer voor de bezetters van ons land mee uit.
Mijn gedachtegang was nu deze. Om te vloeken heb je de naam van God nodig, in het onderhavige geval die van Jezus. Om de vloek nog sterker te maken, plak je er iets achter wat ook uit een taboesector komt: de naam van je vijand, de Maranen. En zo vorm je Jezus van Maranen, dat al gauw wordt verbasterd tot Jezus (Jekus of Jirrekes) van Merante.
De twijfel over de juistheid van mijn verklaring bleef knagen. Ik vertelde mijn ontdekking aan een kennis uit Brabant. Hij keek me met gespeelde meewarigheid aan. ‘Je weet toch’, sprak hij streng maar rechtvaardig, ‘dat men in Brabant een man die Kees Franken heet, meestal niet gewoon Kees Franken noemt, zeker niet als er tien Kees Frankens zijn. Nee, ze noemen hem Kees van Koos van Willem, naar de voornamen van zijn vader en zijn grootvader. Dan weet iedereen welke Kees Franken er bedoeld wordt. En mocht dat trio nog niet verhelderend genoeg zijn, dan schroomt men niet de naam van de overgrootvader er nog aan toe te voegen. Kees van Koos van Willem van Hendrik.’
‘Welnu,’ vervolgde mijn kennis, en hij wachtte even om de spanning op te voeren, ‘de moeder van Jezus heet Maria en de moeder van Maria heet Anna. Als je die namen achter elkaar zet, krijg je Jezus van Maria van Anna (net zoals de brave soldaat Schweik altijd uitriep als hem iets niet beviel: Jèzoes, Maria Jozzef), en dat verandert bij snel spreken al gemakkelijk in Jezus van Merante.’
Hij glimlachte. ‘Eenvoudig, niet?‘
Ja. Eenvoud is het kenmerk van het ware. Drie maanden later hoorde ik dat er in Portugal een stadje Merante is, waar een zwart Jezusbeeldje vereerd wordt. Sindsdien verkeer ik in opperste verwarring.