● Kiekeboe
Alle kinderen verwerven volgens Schlichting normaal gesproken hun grammatica in dezelfde volgorde, maar ze doen dat niet allemaal in hetzelfde tempo. Meisjes nemen aanvankelijk een voorsprong, maar tegen hun vijfde verjaardag hebben de jongens hun achterstand ingelopen.
Ook het milieu oefent een duidelijke invloed uit, zo bleek al eerder uit Nederlandse studies: kinderen uit hogere maatschappelijke klassen leren sneller nieuwe woorden, en andere woorden, denkt Schlichting. De eerste vijftig woorden bestaan voor meer dan de helft uit zelfstandige naamwoorden - ‘labels’ als appel, boek en aap. Maar de jongste sprekertjes leren ook ‘sociale uitdrukkingen’ zoals hallo, dag en kiekeboe. Als een kind opvallend veel meer van de ene of de andere soort woorden leert, hangt dat samen met het milieu: kinderen uit de lagere klassen gebruiken meer sociale uitdrukkingen, kinderen uit de hogere klassen meer woorden voor dingen.
Dat verschil blijft ook op latere leeftijd bestaan, denkt Schlichting: ‘Uit het onderzoek Opvoeden in Nederland blijkt ook dat kinderen in de lagere milieus meer warmte krijgen en dat hogere milieus analytischer ingesteld zijn. Kinderen uit een lager milieu ontwikkelen zich per definitie langzamer. Dat zit in hun genen en in het taalgedrag van hun ouders. Misschien praten die minder tegen hun kinderen - dat is speculatie hoor, dit soort dingen wordt niet onderzocht, het is een taboeonderwerp. Maar ik zeg het toch.’
Liesbeth Schlichting, Discovering syntax. An empirical study in Dutch language acquisition. Uitgegeven door Nijmegen University Press. ISBN 90 5710 013 4. Prijs f 42,50.