● Nauwe verbondenheid
De groep voorbeelden die tussen deze twee uitersten in zit - aan de ene kant de tekstuele illustraties en aan de andere kant de idiomatische verbindingen - is grofweg die van de ‘collocaties’. Collocaties zijn combinaties van woorden die vaak in elkaars buurt voorkomen, die elkaar als het ware oproepen, maar die toch geen onverbrekelijke eenheid vormen. Een belangrijk kenmerk van een collocatie is dat er met de betekenis van het kernwoord niets bijzonders aan de hand is. Bij idioom is dat juist wel het geval. Op groen springen (van een stoplicht) is een collocatie, terwijl het groene licht geven (voor de uitvoering van een plan) idioom is. In het laatste geval is er geen sprake van licht, noch van een kleur, maar slechts van toestemming. Ook combinaties van een woord met een voorzetsel of voegwoord vallen in deze categorie, zoals blij met, uitbesteden aan, in de berm, aan de kant (van de weg).
Het hangt sterk van de functie van een woordenboek af welk type voorbeeld erin thuishoort. Een verklarend woordenboek, bedoeld voor moedertaalsprekers, bevat veel idioom, en als het een dik woordenboek is veel illustratieve zinnen en citaten. Het accent ligt sterk op het ongewone, want dat wordt opgezocht en daarover verwacht de gebruiker extra informatie. Een vertaalwoordenboek bevat verhoudingsgewijs veel collocaties. Daar valt weinig aan uit te leggen, maar in de vreemde taal is de combinatie vaak onvoorspelbaar: in de berm = on (niet in) the verge; aan de kant = by (en meestal niet on) the side (of the road). En alles wat onvoorspelbaar is en wel vastligt, hoort in het woordenboek thuis. Woordenboeken die bedoeld zijn om mensen te helpen bij het leren gebruiken van een (vreemde) taal, geven veel voorbeelden waarin het trefwoord op een normale, natuurlijke manier wordt gebruikt. Op die manier fungeren de voorbeelden werkelijk als voorbeeld voor hoe het hoort. Het is duidelijk dat het citaat van Brakman hierboven die functie niet heeft.