Geschiedenis op straat
Lijnbaan
Riemer Reinsma
We weten hoe de Lijnbaan er nu uitziet: een moderne winkelstraat in Rotterdam, gebouwd na de Tweede Wereldoorlog. Maar hoe zag een lijnbaan er vroeger uit?
Voormalige Amsterdamse lijnbaan
Foto: Historisch-topografische Atlas van het Gemeentearchief van Amsterdam
Een lijnbaan was een langwerpig bedrijfsterrein met werktuigen waarop touw gefabriceerd werd: een touwslagerij ofwel touwfabriek. Omdat de touwslagerij veel ruimte vergde, konden de lijnbanen niet anders dan aan de rand van de stad liggen. Dat is nog goed te zien in Amsterdam. Daar zijn zelfs twee ‘generaties’ lijnbanen geweest. De oudste lag ongeveer waar nu de Lijnbaanssteeg en de Korte Lijnbaanssteeg lopen, dat wil zeggen aan de stadskant van het Singel, dat aan het eind van de zestiende eeuw de stadsgrens was. Toen de stad zich in de zeventiende eeuw over het Singel heen uitbreidde, en de grachtengordel ontstond, kwamen er lijnbanen langs de Lijnbaansgracht, dus net binnen de nieuw ontstane singelgracht (zie illustratie).
Sommige lijnbanen waren overdekt; bijvoorbeeld die in Rotterdam. Deze lijnbaan was in 1667 gebouwd en heeft iets minder dan twee eeuwen bestaan. De baan verdween in 1845 uit het stadsbeeld, toen het laatste gedeelte ervan verkocht werd (er waren voor die tijd al eerder delen van afgestoten) en hij zijn functie verloor. De Rotterdamse Lijnbaan is dus ook vóór het bombardement van 1940 al niet meer te herkennen geweest als vestigingsplaats van een touwslagerij.
De op één na beroemdste lijnbaan van Nederland bevond zich in Vlissingen. Daar werkte Michiel Adriaensz. de Ruyter (1607-1676) op zeer jeugdige leeftijd voor zes stuivers per week. Een bekend lied meldt wat voor kinderarbeid hij daar deed:
In een blauw geruite kiel
Draaide hij aan 't grote wiel
Er is in Vlissingen geen straatnaam meer die aan deze lijnbaan herinnert.
De langwerpige vorm van de lijnbanen was overigens zó opvallend dat het woord lijnbaan vaak werd gebruikt om iets heel langs aan te duiden. In de roman Brieven van Abraham Blankaart (1787-1789) hadden Betje Wolff en Aagje Deken het over ‘een brief zo lang als een Lynbaan’.