schap kan alleen verklaard worden met een beroep op het taalvermogen van de individuele taalgebruikers.
Waarschijnlijk speelt de frequentie waarmee een (werk)woord in het taalgebruik voorkomt, een belangrijke rol. Veelvoorkomende woorden liggen voor het oprapen: het kost de taalgebruiker weinig moeite zulke woorden uit het woordenboek in zijn achterhoofd op te diepen. Hoe meer een woord gebruikt wordt, des te steviger heeft het zich in dat individuele woordenboek genesteld en des te krachtiger belemmert zo'n woord het maken van alternatieve vormen met eenzelfde betekenis. Omgekeerd biedt bij weinig voorkomende werkwoorden de bestaande onregelmatige vorm onvoldoende weerstand tegen de regelmatige. En als iemand die nieuwe vorm gebruikt, zullen andere leden van de taalgemeenschap zich er niet zo heftig tegen verzetten, juist omdat de bestaande norm zo zwak staat.
Een goed voorbeeld is durven. In Celex (een uitgebreid bestand waarin woorden en hun frequenties opgeslagen zijn) komen daarvan circa 5300 gevallen voor, van bijvoorbeeld brengen tien keer zoveel. Naast de onregelmatige verledentijdsvorm dorst(en), die nog maar 160 keer vertegenwoordigd is, staan 2200 gevallen van durfde(n), maar naast brengen is bracht de enige verledentijdsvorm, die waarschijnlijk niet gauw vervangen zal worden door brengde.
•
Bij weinig voorkomende werkwoorden biedt de bestaande onregelmatige vorm onvoldoende weerstand tegen de regelmatige.
•