Naschrift redactie
Naast volledige bijzinnen kent het Nederlands beknopte bijzinnen. In een volledige bijzin staan een onderwerp en een daarbij behorende persoonsvorm (de vervoegde vorm van het werkwoord). In de volgende zin zijn dat respectievelijk zij en konden:
1 De nieuwe bewoners plaatsten een hek opdat zij rustig in de tuin konden zitten.
Deze zin klinkt nogal stijf en ouderwets. Dat komt doordat we de voorkeur geven aan de variant met een beknopte bijzin:
2 De nieuwe bewoners plaatsten een hek om rustig in de tuin te kunnen zitten.
De beknopte bijzin verschilt op twee punten van de volledige: een beknopte bijzin heeft geen onderwerp en geen persoonsvorm. In plaats van de persoonsvorm vinden we om plus een werkwoord in de onbepaalde wijs (te kunnen). In plaats van het onderwerp hanteren taalgebruikers de volgende zinsbouwregel: beschouw het onderwerp van de hoofdzin als het ‘onderwerp’ van de infinitief. In voorbeeldzin 2 klopt de regel. De nieuwe bewoners plaatsen immers het hek en zij kunnen rustig in de tuin zitten. De juistheid van de regel wordt verder aangetoond als we het onderwerp van de hoofdzin veranderen:
- De aannemer plaatste voor de bewoners een hek om rustig in de tuin te kunnen zitten.
Deze zin kan alleen betekenen dat de aannemer rustig wil zitten. We kunnen hem niet zo begrijpen dat dat genoegen voor de bewoners is weggelegd. En dat terwijl die interpretatie veel ‘logischer’ zou zijn. Zo sterk is de kracht van de regel. Maar de regel is niet almachtig. Dat blijkt als we de oorspronkelijke hoofdzin overzetten in de lijdende vorm:
- Een hek werd geplaatst door de bewoners om rustig in de tuin te kunnen zitten.
Deze zin zal misschien door sommige scherpslijpers afgekeurd worden (‘haha een hekje dat rustig in de tuin wil zitten’), maar veel taalgebruikers hebben er geen problemen mee. Die interpreteren de beknopte bijzin op dezelfde manier als in de actieve zin. Daarbij worden zij geholpen door het hulpwerkwoord kunnen, dat stuurt naar een onderwerp dat iets kan, een onderwerp met een wil en een vermogen, een persoon dus.
Nu heeft de bepaling door de bewoners wel een andere status dan het onderwerp. Zo kan zij heel goed weggelaten worden:
- Een hek werd geplaatst om rustig in de tuin te kunnen zitten.
In deze zin geeft de hoofdzin de lezer onvoldoende aanknopingspunten om na te gaan wie er rustig in de tuin wil zitten. Meestal is dat niet erg, omdat zulke zinnen fungeren in een verhaal, waardoor de context voldoende informatie biedt. Maar het is ook mogelijk dat de spreker helemaal geen specifieke uitvoerende instantie op het oog heeft:
- Een tweede huisje in Frankrijk wordt vaak alleen gekocht om rustig in de tuin te kunnen zitten.
Ook hier maakt de toevoeging van het hulpwerkwoord kunnen het makkelijker om de interpretatie rond te krijgen. Hetzelfde geldt voor de zin ‘Het vijftig meter lange gevaarte moest in tweeën worden gesplitst om het over de weg te kunnen vervoeren’; deze zin verdient dan ook geen afkeuring.