Onze Taal. Jaargang 66
(1997)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |||||||||||||
■ Journalistieke clichés
| |||||||||||||
Opvoedkundige clichés
|
- | Weet je wat het is? Er is meer water dan vis. En in de tijd van de Romeinen waren mensen geen konijnen, want als dat zo was, aten we nu gras. |
- | Afijn, een koe is geen konijn...
(Allebei gebruikt als er bijna geen gespreksstof meer is, of zomaar, als dooddoener.) |
- | Wat eten we?
Stront met stenen, hard en zacht en ettersoep met roofies. |
- | Hij is zo makkelijk als Maribuur (over iemand die nogal nonchalant en makkelijk is). |
- | Alles wat je krijgt, hoef je niet te kopen. |
- | Hou het huisje nou maar bij het schuurtje... (‘doe nu maar voorzichtig; maak het maar niet te gek’). |
■ Wereldberoemd in Nederland
Mr. R.W. Asser - Amstelveen
In Onze Taal van december 1996 noemt Jos Paardekooper in zijn artikel over clichés in het werk van Gerard Reve de mooie kreet ‘wereldberoemd in Nederland’ - hij schrijft die aan Reve toe. Ik kan mijn toeschrijving evenmin (makkelijk) bewijzen, maar ik ben er vrijwel zeker van dat de uitdrukking een vondst is van Wim Kan. Een echte Wim Kan-kenner zou het kunnen weten. In mijn herinnering was het ‘wereldberoemd in Noord-Holland’. Voor de liefhebbers misschien iets om uit te pluizen?
■ Kaartensjem
Ir. J.N. Vles - Vleuten
Zeer genoten heb ik van alle artikelen over het cliché in het december-nummer van Onze Taal; hartelijk dank daarvoor.
Pastei (‘door elkaar geraakt loodzetsel’), in het artikel van Marlies Philippa, deed mij denken aan 1966, toen ik bij IBM Nederland werd opgeleid voor de verkoop, en een cursus ponskaartapparatuur volgde. De verschillende apparaten liepen vroeg of laat vast ten gevolge van wat in het Engels een card jam genoemd werd, wat door de Amsterdamse technici vertaald werd met ‘kaartensjem’. Nog mooier was de vertaling van floating point arithmetic, oftewel rekenen met drijvende komma (ik bespaar u de wiskundige details); dit werd ‘fluitende punt rikketik’.
■ De taal van Cruijff
Emile Meijer - Amstelveen
Guus Middag en Kees van der Zwan geven in hun artikel ‘Utopieën wie nooit gebeuren’ (Onze Taal van november) een flink citaat uit een interview met Johan Cruijff, als illustratie van diens onnavolgbare taalgebruik. Ik had dat citaat nog nauwelijks gelezen toen ik Frank Jansen het hoorde voorlezen in zijn taalrubriek in het radioprogramma de TROS-Nieuwsshow.
Op het gehoor kwam de passage volkomen duidelijk over. Hoe kwam dat? Doordat Cruijffs taal weliswaar grammaticaal, syntactisch en verbaal rammelt als een constructie van Jean Tinguely, maar daartegenover gedachten modelleert die om een studeervertrek met bijbehorende geleerde vragen, tenminste als men ze voor algemene consumptie toebereid wil zien.
Luister eens naar een vraaggesprek zoals er zovele op televisie plaatsvinden, en hoor hoe geleerden, schrijvers en dichters het antwoord op een vraag die zij wellicht ooit aan zichzelf hebben gesteld maar nooit onder woorden hebben gebracht, zoekend en tastend trachten te formuleren. Daarbij laten ook zij taalkundige steekjes vallen.
Cruijffs taal is als een schets van Rembrandt, waarin overbodige en soms foutieve lijnen een visuele gedachte op een suggestieve wijze uitdrukken. En
wie beoordeelt zo'n schets, zo'n penkrabbel, met de maatstaven waarnaar De Nachtwacht wordt beoordeeld? Cruijff zal, taalkundig gesproken, nooit verder komen dan het stadium van de ontwerpschets die voorafgaat aan de uiteindelijke ‘constructie’.
■ Actie tegen Engels in het Nederlands
H.J. Bakker - Den Haag
In Onze Taal van november roept de redactie lezers op haar in te lichten over reacties op verzoeken om overbodig Engels te vermijden. Niet zo lang geleden heb ik zo'n geval bij de hand gehad.
In 1993 schreef ik in het maandblad ROM Magazine een stukje over het prollerig-wervende taalgebruik van het Institute for International Research (IIR) in Amsterdam. Eind 1995 deed ik dat opnieuw, maar nu in mijn maandelijkse taalrubriek in het blad VROM-Venster, personeelsblad van het gelijknamige ministerie. Daarin citeerde ik de IIR-folder, die meldde dat de cursussen werden gegeven in Amsterdam City Centre. Mijn stukjes waren spottend, honend en sarcastisch, niet in overeenstemming dus met de adviezen van de redactie van Onze Taal. In gedragsverandering van het IIR geloofde ik toch niet.
In december 1995 kreeg ik een verontwaardigd telefoontje van de IIR-directrice. Er ontspon zich een robuuste, maar niet ruzieachtige conversatie. Mijn gesprekspartner vertelde dat de stijl met veel Engels en veel anglicismen een bewuste ‘policy’ was, want daar was de doelgroep gevoelig voor. ‘Zo praten ze echt!’ zei ze. Ik wierp tegen dat ik het liefst in gewoon Nederlands word benaderd en dat ik met haar doelgroep van milieufunctionarissen veel gemeen heb. ‘Ik adviseer een andere tekstschrijver te nemen’, zei ik. Uiteraard kwamen we niet tot elkaar.
Echter: sindsdien komt er in de IIR-aankondigingen veel minder Engels voor. Of mijn stukjes dat hebben bewerkstelligd? In elk geval waren ze aanleiding tot bezinning bij de directie. Ik heb de stellige indruk dat het IIR zich verkeken heeft op de werfkracht van met Engels doorspekte teksten. Het besef dat je met dit jargon ook belachelijk kunt worden gemaakt, deed waarschijnlijk de rest. Hardhandige kritiek is soms wel degelijk functioneel...
■ Hussen met...
Charles Engels - leraar, Destelbergen, België
Bij het lezen van het commentaar van B. Wander bij een dagboeknotitie van Cees Buddingh' over de uitdrukking ‘Husse met je neus ertussen’ (Onze Taal september 1996) kon ik een glimlach niet onderdrukken. Uit Van Dale valt inderdaad af te leiden dat dit een antwoord is op de nieuwsgierige vraag ‘Wat eten wij vandaag?’
Ongewenst gevraag én de prompte reactie daarop zijn blijkbaar van alle tijden en plaatsen. Bij ons thuis was het antwoord steevast (in een Oost-Vlaams dialect) ‘ronkers mee stoofhout’, wat zoveel betekent als ‘meikevers met aanmaakhout’, een al even absurde combinatie als ‘hussen met prikken’, zij het dan wel wat concreter.
Ik meen dat de vraag vooral als ongewenst overkomt omdat de toegesproken volwassene zich bevindt in een situatie van plotse radeloosheid, zich als het ware betrapt voelt en - verlegen zittend om een afdoende reactie - zijn paraatheid poogt te herwinnen door schijnbaar ad rem de bekende handige en voor de gebruiker komische formule uit de mouw te schudden.
■ Lipogram
Henny Homan - Huizen
Vorig jaar, in het januari- en meinummer, schreef Jules Welling over zogenoemde naamlipogrammen. Dat zijn namen waarin één klinker meerdere keren voorkomt zonder dat een andere klinker roet in het eten gooit. Onlangs kwam ik weer een mooi voorbeeld tegen. In NRC Handelsblad van 8 januari stond een bericht over de leider van de islamitische Aczmendi-sekte, Müslüm Gündüz.