Uit de jaargangen
DOELSTELLING Bij het inzenden van dit woord aan den Raad hadden wij vermeld, dat vele leden het hadden opgegeven en wij hadden er de opmerking aan toegevoegd, dat men er zich bijzonder aan scheen te ergeren.
De ergernis, zegt een lid van den Raad, - mij persoonlijk ook niet vreemd - zal haar oorsprong hebben in twee dingen: 1o. de voorkeur voor het lange quasi-gewichtige, dikdoenerige woord, wanneer men eenvoudig meent: doel, bedoeling; 2o. het wijsgeerige air van zich niet te kunnen binden aan een eenvoudig, klaar bedoelen, maar alleen een algemeene richting te kunnen aangeven, waarin men zich bewegen zal. Het woord komt nogal eens voor in wetten, reglementen, statuten of dgl. van vereenigingen met een weidsch, maar vaag, slechts als ver ideaal gezien, doel, waarin men zooveel mogelijk vogels van allerlei veeren samenbrengen wil en zoo weinig mogelijk zich binden aan bepaalde beginselen of een vast program. Zoowel die inhoud als het Duitsche makelij zullen den - gegronden, echt Nederlandschen - afkeer veroorzaken.
Onze Taal, april 1934, blz. 11