Uit de jaargangen
Het sterven van oude woorden of wendingen of zegswijzen gebeurt maar op één manier: door het niet-meer-gebruikt worden. Daarentegen heeft de aanwas verscheidene vormen, van de populair-spontane der toevallige vorming èn der onbewuste verminking èn der slordige overneming van vreemde woorden af tot die van het weer opdelven van oude vormen en tot de bewuste woordsmeedkunst van dichters en geleerden toe. Hoe moet men nu tegenover een en ander staan?
* * *
Naar onze meening -een meening welke, altijd weer, niet die van het Genootschap is, doch slechts die van den tijdelijken redacteur- in de volgende geesteshouding.
Het afsterven van het oude kan men in zekere mate pogen tegen te gaan door zooveel mogelijk juist die afstervende vormen te bezigen. En als het bijzonder pittige woorden of gezegden betreft, dan verdient zulk pogen ook wel aanbeveling; men bladere eens in Van Dale of in de ‘Nederlandsche Spreekwoorden’ van Stoett of in de ‘Spreekwoorden en Zegswijzen’ van De Cock en men zal herhaaldelijk spijt gevoelen omdat men een aardig gezegde, een raak beeldend woord niet meer hoort. Maar men moet niet gaan doordrijven; wanneer, ondanks eenige herhaalde pogingen tot redding, zulk een afstervende vorm toch niet wordt aangenomen, dan is het een teeken dat hij niet meer overeenstemt met de tegenwoordige uitingsbehoeften. En dan moet men hem laten wegglijden in het verleden.... bij zooveel honderden die daar al begraven liggen.
Onze Taal. september 1933. blz. 17