● Pleite
Hoe staat het nu, na de Tweede Wereldoorlog, met de bekendheid van Jiddische woorden? Uit een onderzoek dat ik gedaan heb onder vijftig proefpersonen blijkt dat mensen jonger dan dertig jaar veel minder Jiddische leenwoorden kennen dan ouderen. De meeste jongeren kennen bijvoorbeeld de woorden goochem, ponem (porem), geteisem, jajem, sjofel, kinnesinne, penoze en tinnef niet meer. Bovendien weten de jongeren veel minder vaak dat het om leenwoorden gaat.
Hoe valt dit te verklaren? Sinds we Jiddische woorden lenen (rond 1900), hebben zich twee tegengestelde processen afgespeeld. Een groot aantal leenwoorden voldeed na verloop van tijd niet meer, werd vervangen of raakte in onbruik, een klein deel raakte echter steeds meer ingeburgerd, zodat men geen verschil meer voelde tussen ‘eigen’ woorden en leenwoorden. Veel deelnemers aan het onderzoek verbaasden zich erover dat gewone, alledaagse woorden als smoesje en stiekem leenwoorden uit het Jiddisch bleken te zijn.
De Jiddische leenwoorden die nog volop in gebruik zijn - voornamelijk in de spreektaal - hebben in het Nederlands een iets andere betekenis dan de oorspronkelijke: geintje (oorspronkelijk ‘gunst’) betekent ‘grapje’, lef (oorspronkelijk ‘hart’) staat voor ‘moed’ en stiekem (oorspronkelijk ‘stilte’) is ‘heimelijk’. Uiteindelijk zullen Jiddische woorden steeds minder als zodanig herkend worden.