Hunnofobie is hypercorrect
C.A. Zaalberg - Leiden
Meer dan tachtig jaar geleden, toen ik, geboren Geldersman, in Den Haag Nederlands leerde spreken, trof ik daar de volgende persoonlijke voornaamwoorden van de derde persoon meervoud aan. De onderwerps- en voorwerpsvorm was ze. Als het over personen ging, was de nadrukkelijke onderwerpsvorm zullie, zelden zij, en de nadrukkelijke voorwerpsvorm hun: ‘dat is niks voor hun’, ‘moet je hun zien’. Voor niet-personen werd behalve ze ook die gebruikt. Hen kwam niet voor.
Wat hen en hun betreft, gold in het Den Haag van toen nog steeds wat mijn latere leermeester, de Amsterdammer prof. dr. J.W. Muller in 1891 over hen schreef: men kon het ‘in het dagelijksch leven niet gebruiken’, het woordje kwam een Hollander ‘nooit vanzelf over de lippen’. Maar we leerden het wel schrijven, conform de hulpmiddelen die de heer Sterenborg in Onze Taal van november 1991 (blz. 6 en 7) ter beschikking heeft gesteld.
In 1931 gebruikte Mullers opvolger J.H. Kern in een redevoering ‘voor hunzelf’ en dat was geen slordigheid. Tegenwoordig doet men het anders dan Kern destijds en zijn de woorden van Muller niet meer helemaal van toepassing. In gesprekken met collega's vang ik meermalen duidelijk hen op, niet als lijdend of meewerkend voorwerp, maar wel na een voorzetsel. In gedrukte taal wordt hen geregeld gebezigd, zelfs als meewerkend voorwerp, en hun bijna alleen nog maar als bezittelijk voornaamwoord.
Wat is hier aan de hand? De Leidse zeemleerbereider Christiaan van Heule, die zich ‘mathematicus’ noemde, heeft in 1625 een grammatica van het Nederlands gepubliceerd, natuurlijk met rijtjes. In dat van de voornaamwoorden waarover het hier gaat, staat op de plaats van de derde naamval hun, op de plaats van de vierde hen. Het waren twee dialectvormen van hetzelfde woord, maar Van Heule had succes bij zijn tijdgenoten. Het was de tijd van de Renaissance: door zijn eenvoudige kunstgreep werden onze taalmiddelen verrijkt met aparte vormen voor de twee voorwerpsfuncties, en kwam het Hollands nader bij het niveau van de voorbeeldige talen, het Grieks en het Latijn! (Tegelijkertijd hadden de vertalers en de reviseurs van de Statenbijbel aan hun weinig of geen behoefte.) Het kunstmatige onderscheid dat Van Heule bedacht had, haalde de schoolboekjes, waarin het zich drie eeuwen wist te handhaven. Hoe weinig invloed dat had op het verzorgde spraakgebruik, dat lieten Muller en Kern zien.
Hoe komt het dat hen tegenwoordig doorbreekt, ja in het openbare Nederlands zijn tweelingbroertje hun opzij heeft gebigd?
Hun is besmet! Wie zegt: ‘Hun heeft het geen schade bezorgd’ ruikt naar die mensen die zeggen: ‘Hun moete der eige derbuite houwe.’ Als bezittelijk voornaamwoord is hun nog steeds de nette vorm. Maar zal het dat blijven? Wanneer de hypercorrectheid zich eenmaal van een taalelement heeft meester gemaakt... Ik hou mijn hart vast voor het bezittelijk voornaamwoord hun.