Onze Taal. Jaargang 64
(1995)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
SalagnaNa de babytijd verwerft een peuter door nieuwsgierigheid en verwondering de moedertaal beetje bij beetje. Jeroen Kramer is anglist, presentator van het tv-programma ‘Het Klokhuis’, maar vooral ook vader. In een serie korte artikelen belicht hij enkele episoden uit de taalontwikkeling van dochter en peuter Sofie. Als wij voor controle naar de tandarts gaan, mag Sofie altijd mee. Dat vindt ze leuk en dan kan ze alvast wennen. ‘Straks gaan we naar dokter Indrakusuma, hè?’, zegt Sofie dan bijvoorbeeld. Want onze tandarts is een Indonesiër. Indrakusuma zegt ze dus. Toen ze nog maar net drie was, beschouwde ik dat als een taalkundig wapenfeit, maar dat is het natuurlijk nooit geweest. Voor haar was Indrakusuma net zo'n moeilijk of gemakkelijk woord als toneelstukje of antwoordapparaat. Wist zij veel dat het Indonesisch was. Moeilijke woorden bestonden niet voor Sofie. Er waren alleen nieuwe woorden. Die voegde ze vroeg of laat gewoon toe aan haar woordenschat. Hoe meer ze er kende, hoe gemakkelijker het haar afging. Inmiddels is Sofie bijna een jaar ouder, maar het lijkt of de vanzelfsprekendheid weg is. In taalkundig opzicht is ze geremd. Zo struikelde ze onlangs over de meest recente uitbreiding van haar vocabulaire, het simpele woord lasagna. ‘Ik hou wel van salagna’, zei ze laatst met haar mond vol. ‘Ja? Vind je lasagna lekker?’, zei ik heimelijk corrigerend (correcties maak je stiekem, dan leiden ze niet tot gezichtsverlies). ‘Salagna is héééérlijk!’, volhardde ze.
Waarom heeft een Nederlands meisje dat Indrakusuma kan uitspreken moeite met iets eenvoudigs en welluidends als lasagna? Er is iets afschuwelijks met haar gebeurd. Ik had het kunnen zien aankomen toen ze zich - lang geleden - afvroeg: ‘Waarom zeg je liep, papa? Het is toch loopte!’ Correcties maak je stiekem, dat was altijd mijn credo. Maar wat begin je daarmee als er in je kind iets van een grammaticaal bewustzijn lijkt te ontwaken? ‘Als het kind het zelf aangeeft, is ze eraan toe’, zeggen de opvoedkundige boekjes. Maar dan hebben ze het bijvoorbeeld over seks; over taal lees je geen woord! Er is nooit een goog of loog geweest die mij op iets alledaags als sterke werkwoorden heeft voorbereid! Toch had ik beter moeten weten. Sterke werkwoorden waren voor Sofie immers gesneden koek. De verleden tijd van ik zeg was voor haar allang ik zei - zoiets wist ze gewoon, zonder dat het haar was uitgelegd. Ze had het zonder moeite in haar taalsysteem opgezogen, omdat ze nog niet wist dat taal überhaupt een systeem heeft. Een sterke verbuiging was voor haar vanzelfsprekend. En wat deed ik, olifant in haar porseleinkastje? Ik antwoordde domweg: ‘Tja, lopen, liep, gelopen, dat is nu eenmaal zo met sommige woorden. Je zegt toch ook niet ik zegde? Je zegt “ik zei!”’ En nu nog, terwijl ik dit schrijf, kan ik mijn toetsenbord wel opeten om wat ik daarmee heb aangericht. Ik heb het weerloze wicht namelijk voorgoed opgezadeld met de loden last der wetenschap. Met mijn antwoord toonde ik haar immers iets wat totaal niet geschikt is voor kleine-meisjesogen. Ik gunde haar een blik op Het Systeem. Het Systeem! En daarmee kwam Sofie tot de schokkende ontdekking dat aan Taal, een natuurverschijnsel waar ze voordien zo gracieus en onbevangen mee omging, een ingenieus stelsel van klassen, subklassen en categorieën ten grondslag ligt. Een wirwar aan logica en uitzonderingen die enkel door bestudering en analyse ontward en doorgrond kan worden. Ze was potverju nog geeneens vier! Dat moet het keerpunt geweest zijn, toen nota bene haar eigen vader haar liet eten van de appel van sterke en zwakke werkwoorden. Het punt waarop het onschuldige kind, mijn eigen vlees en bloed, de janboel waarmee ze overspoeld werd, is gaan ordenen.
Een crisis vraagt om crisismanagement. Eerst de zaak overzichtelijk maken, dan prioriteiten stellen, en vervolgens de mouwen opstropen. En dat is precies wat mijn kleine meid, helemaal in d'r eentje, gedaan heeft. Om de taal als gereedschap hanteerbaar te houden, is ze in hemelsnaam dan maar gaan ordenen - de zwakke bij de zwakke werkwoorden, de sterke bij de sterke, enzovoort. Zeggen-zei-gezegd, lopen-liep-gelopen. En wat doet ze met onbekende woorden die een beetje raar klinken? Heel goed, flink, verstandig meisje - uitheemse futiliteiten als lasagna legt ze voorlopig op de stapel ‘rare/moeilijke woorden’. Voor het gemak houdt ze het dus gewoon even op salagna. Omdat ze het veel te druk heeft met puin ruimen. Het puin dat haar voor de voeten is gegooid door haar bloedeigen, roekeloze, onverantwoordelijke vader, die van opvoeding net zoveel verstand heeft als van tegelzetten en dus ook maar wat loopt te beunhazen. Maar dat was toen. Inmiddels is taal bij ons thuis taboe. Onze Taal bewaren we onder een stapel theedoeken achter in de linnenkast, en als er bijvoorbeeld op de televisie iets over taal wordt gezegd, dan roep ik ‘Af die rotzooi!’ En dan gaat-ie ook af. En als Sofie dan zegt ‘Ja maar papa, dit vind ik interessant...’, dan zeg ik: ‘Wat je op straat doet, dat moet je zelf maar weten, maar die vuiligheid wil ik niet in mijn huis!’ Want zo'n fout maak je natuurlijk geen tweede keer. Het gaat tenslotte om je kind. |
|