● ‘Hem heb een nieuwe’
In september kwam hij tamelijk van streek thuis. De peuterleidster had hem een lekker stuk, een poepie genoemd. Hij kon daar niet over uit: ‘Ik ben toch niet stuk, niet kapot! Ik ben toch niet poep!’
De toonloze e, de sjwa, spreekt hij soms wat nadrukkelijk uit, en dan ontstaat er een a. Hij zegt ganoeg en maloen. Hetzelfde kunnen we waarnemen bij André Hazes als die vergetan zingt in plaats van vergetun. Assimilatie past mijn zoontje toe in aggelopen en aggesproken.
De ‘vette’ Nederlandse l wordt nogal achter in de mond gevormd. Kinderen maken er aan het eind van een woord dan ook vaak een oe van. Zij hebben het over appoe (appel) en heeuw veeuw (heel veel). Dat gebeurt ook voor een -t. Ik verstond ‘houte(n)’, toen mijn zoontje ‘halte’ zei. En dan komt de hele taalgeschiedenis boven. Onze ou in oud, goud, koud, hout (enzovoort) is immers op dezelfde manier tot stand gekomen.
Als Amsterdammer is hij het heeft-stadium al lang voorbij. ‘Mama heeft dat gezegd’ beantwoordt hij met: ‘Mama heb dat niet gezegd.’ Verder is het gewoon: ‘Ik doet het zelf.’ Merkwaardig is ik gaat tegenover we ga. Het wegvallen van de -n in we ga komt waarschijnlijk doordat we gaan nu of we gaan naar wordt begrepen als we ga nu en we ga naar.
Vroeger (een klein jaar geleden) zei hij: ‘Hij heeft een nieuwe auto’, nu: ‘Hem heb een nieuwe auto.’ Interessant, maar plonkelen vind ik veel leuker.