Sofietje [2]
Na de babytijd verwerft een peuter door nieuwsgierigheid en verwondering de moedertaal beetje bij beetje. Jeroen Kramer is anglist, presentator van het tv-programma ‘Het Klokhuis’, maar vooral ook vader. In een serie van vijf columns belicht hij enkele episoden uit de taalontwikkeling van dochter en peuter Sofie.
Ik hou er niet van als mensen vanuit een zogenaamd superieure positie goedbedoeld afdalen tot het niveau van andere mensen. Ik geloof namelijk niet in superieure posities. Ik geloof alleen in kennisverschil, en kennis kun je overdragen. Daarom vertel ik Sofie dat een hond een hond is, en niet een woef. Sofie is uitstekend in staat om met het woord hond om te gaan. En met het woord auto ook. En ook een trein is een trein, en geen tjoektjoek. Toegegeven, de persoonlijke voornaamwoorden heb ik een tijdlang voor haar verborgen gehouden. Papa maakt voor Sofie een boterham, was het altijd, en niet Ik maak voor jou een boterham. Maar dat is logisch: Papa en Sofie, dat kunnen alleen wij tweeën zijn. Ik en jou daarentegen zijn abstracties die op iedereen betrekking kunnen hebben. Bovendien zijn ze ook nog eens onderhevig aan naamvallen. Ja, hallo zeg! Een kind van één val je niet lastig met het feit dat papa kan worden aangeduid met ik, mij, mijn, en dat die zelfde woorden dan ook nog eens mama, opa, buurvrouw en slager kunnen betekenen! Gelukkig voelt iedere papa en mama dat op papa's en mama's klompen aan. Papa maakt dus voor Sofie een boterham, omdat papa denkt dat Sofie dergelijke abstracties nog niet kan bevatten. Maar verder niks woef of bèèè. Hond! Schaap!
Toch moet het eruit: ook ik heb gezondigd. Ook ik heb kindertaal gebezigd. Twee woorden, om precies te zijn: babijn en hagrijn. Sofie heeft ze zelf verzonnen: een babijn is een ‘glijbaan’ en hagrijn betekent ‘hijskraan’. Is 't niet schitterend? Hier voltrekt zich ten overstaan van een smeltend vaderhart het oeroude mechanisme dat fonetici metathesis noemen. Metathesis is het verschijnsel dat twee klanken van plaats verwisselen - een soort fonetisch haasje-over dus. Het heeft ervoor gezorgd dat we naast het woord drie niet driede, maar derde kennen (de r is dus over de klinker heen naar de achterkant van de lettergreep gehuppeld), en dat Engelstaligen een ros een hors noemen. Heel veel voorbeelden zijn er niet, althans wat de geschiedenis van de Germaanse talen betreft, want het gaat hier over een uiterst zeldzaam fenomeen. En dat terwijl mijn eigen vlees en bloed er in haar prille leven zomaar even twee aan toevoegt, waarin ze de aa en de ij van plaats laat verwisselen! Mag ik hier éven in zwelgen?
‘Kijk nou toch, lieverd: een babijn!’