Vergeten woorden
Uilenvlucht
Batraaf
Hans Heestermans
Vraag aan een kind van twaalf of het weet wat een perronkaartje is en het zal met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid ‘nee’ zeggen. De zaak is bijna verouderd en met dat verouderingsproces zal ook het woord verdwijnen.
Van andere woorden, betekenissen of uitdrukkingen is het minder duidelijk waarom hun niet een langer leven beschoren was. Iedereen zal zich iets kunnen voorstellen bij het woord uilenvlucht, ofschoon weinigen het actief zullen gebruiken. Het betekent natuurlijk ‘de vlucht of het vliegen van de uilen’. Erasmus gebruikt uilenvlucht in zijn Opera Posthuma (ed. 1671) in de uitdrukking van de uilenvlucht of van de kalverendans spreken ‘verzinsels vertellen’: ‘Ick en vertelle gheen quickquackjes (= onzin), nochte ick spreecke van de Uyle-vlucht, ofte van de kalverdans.’
Een andere betekenis van uilenvlucht, die tot in de 19de eeuw gangbaar was, is echter geheel uit ons taalgebruik verdwenen. Althans uit de standaardtaal, want gewestelijk komt ze nog wel voor, in Groningen, Drenthe, de Achterhoek en de Kempen. ‘Toen ik eens gink vertreden Mijn vermoeide leden In de Uylevlucht’, staat er te lezen in het bundeltje De nieuwe Haegsche Nachtegaal. Vol van de nieuwste deunen en aardigste zangen, uit 1661. Het is duidelijk dat in de uilenvlucht hier dienst doet als een soort tijdsbepaling: in de avondschemering, in het schemerduister. Ook het Engels maakt voor deze tijdsaanduiding gebruik van de uil. Dylan Thomas schrijft in een van zijn ‘Twenty-Five Poems’: ‘Altarwise by owl-light in the halfway-house the gentleman lay graveward with his furies.’ Het Frans heeft er de hond en de wolf voor nodig: entre chien et loup.
Waarom verdwijnt zo'n woord, terwijl er toch zoveel poëzie in besloten ligt? Is de standaardtaal een stadsmens die het contact met de natuur verloren heeft en nog nooit een uil heeft zien vliegen? Je zou het bijna denken. Het dialect, als natuurmens, heeft de herinnering aan de uil nog wel levend gehouden.
Ook het woord batraaf voor ‘kwajongen’, ‘vlegel’, dat misschien nooit algemeen bekend is geweest - het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) vermeldt het niet - bestaat al bijna niet meer. Van Dale zegt dat het een gewestelijk woord is - en dat klopt. In mijn Bergen op Zoomse dialect was het veertig jaar geleden de gewone benaming voor een ‘havenarbeider’. Nu is het woord in die streek vrijwel uitgestorven, zoals veel dialectwoorden geleidelijk aan verdwijnen.
Jammer? Ach, zeggen sommigen, de taal verandert nu eenmaal.
Jammer? Ja. Al was het alleen maar omdat de - veronderstelde - etymologie zo aardig is. Men neemt aan dat batraaf de verbastering is van het Franse betterave, ‘beetwortel’ (beide afgeleid van Latijns beta ‘biet’). De havenarbeider zou in Nederland zijn genoemd naar de scheepslading die hij loste. En aangezien de havenarbeider de naam had niet voor een kleintje vervaard te zijn, is de semantische sprong naar de betekenis ‘vlegel’ niet groot.
Twee vergeten woorden. Is er nog een kans ze nieuw leven in te blazen?