De taalgrens
PCUdB
Welwel
In het verleden - in de nummers 10 en 12 van jaargang 1991 - trachtte ik de lezer van Onze Taal te interesseren voor het curieus gedrag van de zogenoemde kleine woordjes in het Nederlands. Het ging om woorden als wel, toch, nog, ook, eigenlijk, enzovoort, die schijnbaar betekenisloos worden gebruikt. In vakkringen heten die woorden modale partikels. Ik zal ze gewoon kleine woordjes blijven noemen, al zijn ze soms niet echt klein.
Onder de kleine woordjes heeft het woord wel wel(licht) het meest uiteenlopende scala aan nuances. Het kan de behoefte aan tegenspraak uitdrukken, maar ook instemming. Het kan aanduiden dat men zich distantieert van een bepaalde constatering, maar ook bereidheid tot actie impliceren. Bij een willekeurige verzameling van zinnen die wel bevatten, lijkt er geen beginnen aan dit alles op een ordentelijke manier in kaart te brengen, en nog minder is te voorspellen hoe een toehoorder moet begrijpen welk wel bedoeld is. Om een idee te geven van de schijnbaar complete chaos die in het land van wel heerst, nemen we vier zinnen die alleen in melodie van elkaar verschillen:
1 | Ik kan je wèl helpen |
2 | Ik kan je wel hèlpen |
3 | Ik kan je wél hélpen |
4 | Ik kan je wel hélpen |
Zoals u ziet, maak ik onderscheid tussen wèl en wél. Het accentteken naar links (accent grave) gebruik ik om het zogenoemde contrastaccent weer te geven. Het contrastaccent gebruiken we meestal om tegenstellingen te benadrukken. Een zin met alleen een contrastaccent klinkt alsof hij niet compleet is. Duidelijker kan ik op dit moment niet zijn. Ik kan u wel zeggen dat het contrastaccent hoger uitgesproken wordt, sterker is dan het gewone accent, dat lettergrepen met contrastaccent ook nog eens gerekt kunnen worden, maar welke garantie heb ik dat u zich daar dan de goede voorstelling van maakt? Voor een goed begrip van kleine woordjes kom je er niet onderuit om over dit soort dingen te spreken.
We gebruiken, kortom, het accentteken naar links (accent grave) voor het contrastaccent en het accent aigu (accent naar rechts) voor het normale accent op de lettergrepen.
En nu terug naar ons wel. In de eerste zin zegt de spreker dat de gespreksgenoot ten onrechte meent dat hij (of zij) niet te helpen is. Zoiets van hoezo denk je dat ik jou niet kan helpen? De tweede zin loopt vooruit op een (al dan niet uitgesproken) maar-zin als: maar verwacht er niet te veel van. 3 werkt juist tegenovergesteld: het bevat een impliciet maar na een al dan niet uitgesproken voorafgaande zin als ik kan jouw verhuizing echt niet regelen.
De laatste voorbeeldzin lijkt op het eerste gezicht hetzelfde te betekenen als de voorlaatste. Het accent op wel schijnt in 3 gemist te kunnen worden. Daar moet weer niet de conclusie uit worden getrokken dat in alle soortgelijke gevallen dit accent op wel weggelaten kan worden. Neem het volgende zinnenpaar dat op het eerste gezicht een kopie is van het laatste stel ik-kan-je-wel-helpens:
3a | Ik kan je wél omhélzen |
4a | Ik kan je wel omhélzen |
3a verguldt de bittere pil dat spreker niet in staat is bepaalde voor de gesprekspartner aangename activiteiten uit te voeren. 4a is van geheel andere orde. Deze zin bevat absoluut geen impliciet maar. De zin duidt op een gemoedstoestand die in extremo tot het omhelzen van de gesprekspartner zou kunnen leiden. Met precies dezelfde intonatie zouden we kunnen zeggen, op het moment dat onze gevoelens voor de gesprekspartner zich dramatisch wijzigen:
4b | Ik kan je wel in móótjes hakken |
Let wel dat de voorafgaande zin met dubbel accent nogal absurd zou zijn: Ik kan je wél in móótjes hakken zou iets betekenen in de geest van ‘ik kan je niet in z'n geheel in de diepvries stoppen, maar daar heb ik wel wat op gevonden’.
Wat hebben ‘omhelzen’ en ‘in mootjes hakken’ wat ‘helpen’ niet heeft? Kennelijk is het moeilijk om je situaties voor te stellen waar het helpen van de aangesprokene als extreem, buitensporig gedrag moet worden gekenmerkt. En daarmee zijn we in ieder geval twee soorten wel op het spoor: de ene soort die iets met tegenstellingen te maken heeft en de andere die verwijst naar extreme toestanden.
Het extremiteits-wel heeft de eigenschap dat het zelf ongeaccentueerd is, ik zou haast zeggen ondergeaccentueerd. Zelf ongeaccentueerd legt het extremiteits-wel het accent op het extreme woord elders in de zin. Denkt u dat er maar weinig voorbeelden van zijn? Ik kan er nog wel hónderd bedenken en zo kan ik ook nog wel úren doorgaan. Denk niet dat ik er gauw genoeg van krijg, want ik lust er wel páp van. Maar voor deze keer stop ik, anders bezwíjkt de lezer misschien wel onder al dat fysiek gewel(d).
Er zijn nog wel meer soorten, maar zo is het voorlopig erg genoeg. De volgende keer zal ik het vrijwel uitsluitend over het tegenstellende wel hebben.