De leerlingen
Meer een noodzakelijk vak
Onwijs saai, maar helaas onontbeerlijk. Dat vinden drie leerlingen van het Leidse Agnes-Bonaventura College van het vak Nederlands. Wilmar van de Zwet (6 vwo), die na zijn eindexamen graag deeltjesfysica of fysische oceanografie zou gaan studeren: ‘Je hoort het wel te hebben omdat je in Nederland woont, maar het is meer een noodzakelijk vak.’
V.l.n.r. Wilmar van de Zwet, Wouter de Koning, Nadine Kisoen, docent Gerard Schelvis
foto: Bart Versteeg
Wouter de Koning (5 vwo), die naar de filmacademie wil, schrijft graag opstellen, maar vindt niet dat hij daar veel over léért: ‘Je leert dat je iets moet schrijven met een begin, een middenstuk en een eind, maar verder?’ Spelling en grammatica zijn nuttig, al merkt hij vaak tot zijn teleurstelling dat ze zwaarder wegen dan de manier waarop hij iets schrijft. ‘Dan krijg je een onwijze onvoldoende: “Origineel onderwerp, goede stijl”, zegt de leraar dan, “maar je hebt een vijf.”’ Wouter vergist zich altijd in de d's en de t's, ‘belachelijke dingen die je natúúrlijk moet weten’, maar hij vertrouwt erop dat dat in het dagelijks leven geen problemen zal opleveren. Ja, als hij een sollicitatiebrief moet schrijven, zal hij wel opzoeken wat de regels zijn.
Nadine Kisoen (5 havo) is de enige van de drie die grammatica behalve zinvol ook léuk vindt: ‘Als je een brief opstelt, bijvoorbeeld, dan vind ik het wel nodig, want als je een zin formuleert, moet je weten waar je mee bezig bent. Ik vind grammatica best interessant. Zodra je het onder de knie hebt, is het leuk om te spelen met zinsverbanden.’ Nadine weet nog niet welke vervolgopleiding ze zal kiezen, maar ze denkt aan de Hogere Hotelschool.
Wouter vindt het jammer dat het bij Nederlands altijd maar om Nederlands gaat, behalve bij discussies. Discussie lijkt, te oordelen naar de omschrijving van Nadine, een van de minst slaapverwekkende onderdelen van het saaie vak: ‘Je mening geven en fel overal op ingaan. Sommige mensen geven hun mening niet en het is aardig om die uit hun schulp te krijgen.’ Wilmar: ‘Je leert ook dat je iemand niet helemaal de grond in gaat boren als je het niet met hem eens bent.’ Wie anderen intimideert, krijgt een onvoldoende, maar, zegt Wilmar, ‘waar ze het cijfer precies op baseren, daar heb ik geen flauw idee van.’
De drie zijn unaniem in hun afkeer van boeken uit de middeleeuwen. Van die langdradige verhalen, dat hoeft niet van Wilmar, hoewel hij dat oude Nederlands wel interessant vindt: ‘Dat vind ik leuk, hoe dat ontstaan is.’ ‘Karel ende Elegast is niet echt trendy’, zegt Wouter: wat meer eigentijdse onderwerpen graag. Wouter: ‘De wiskundeleraar zei laatst: “Jullie hebben natuurlijk allemaal Beeldstorm gezien.” Dat is dat VPRO-programma over de “electronic highway”. Dat is heel belangrijk, en dat soort onderwerpen zou je ook bij Nederlands kunnen behandelen.’
Gevraagd naar wat ze zou willen toevoegen aan het lesrooster, stelt Nadine spontaan voor: ‘Dat de belangrijkste bouwstenen, grammatica, spelling en literatuur, met elkaar verwerkt worden. Het zijn nu allemaal losse stukjes, ze worden niet met elkaar in verband gebracht.’
Wouter wil iets leren over manipulatie: ‘Geschiedenis is onwijs subjectief: dát bepaalt hoe je het neerschrijft, welke feiten je gebruikt. Bij Nederlands zou ik dan willen behandelen hoe handig je feiten met taal kunt omdraaien. Je zou een stel gegevens kunnen geven met de opdracht: schrijf hier een positieve én een negatieve tekst over.’