● Sneetje kachelpoepli
Dat de bus altijd dezelfde route rijdt, blijkt uit de afwijkingen van de woordvorm: woorden worden verkort tot een lettergreep, en daarbinnen hebben ze een voorkeur voor de volgorde medeklinker - klinker: koekje wordt koekoe, lamp wordt pa. (Zie ook het artikel ‘Honteflang’ over kindertaalontwikkeling, in september van deze jaargang op blz. 216.)
Minder bekend is dat kinderen woorden gemakkelijk langer maken: denk maar aan ikke en ditte. De woorden krijgen daardoor weer wel de favoriete lettergreepstructuur di-te. De reden waarom kinderen deze woorden verlengen, is volgens mij echter eerder dat ze deze belangrijke woorden
Je zou op het eerste gezicht denken dat de Nederlandse kinderen uit de boerenkool komen, zo agrarisch is hun woordenschat
zo meer nadruk kunnen geven.
Een enkele keer geeft een inzender een ander type verlenging op. Zo vormt een van de kinderen zelfstandige naamwoorden door achter de traditionele stam -ela te plaatsen: moemela ‘bloemen’, boelsela ‘broek’.
Kinderen zijn niet de grootste vernieuwers van de woordenschat. Slechts één inzender heeft een kind dat aan de lopende band neologismen verzint: zoals peda ‘fiets’, peda-peda ‘kinderwagen’, poepli ‘brood’ en kachelpoepli ‘geroosterd brood’. Soms getuigen die neologismen van bezwaren tegen de geest van de tijd: hoe zijn anders waai voor ‘radio’ en blabla voor ‘televisie’ te verklaren?
Wat de woordvorm betreft, zijn de meeste eerste woordjes zelfstandige naamwoorden: aanduidingen van familieleden en oppas, en hun namen. Een verrassend groot aantal eerste woordjes behoort tot de wat ondergeschoven categorie van de partikels: aan, uit en vooral op. De oorzaak is dat juist die een directieve functie hebben: (de lamp moet) aan, (ik wil er) uit (of) af, (het eten is) op. Verder zijn er twee tussenwerpsels met een ijzersterke positie: boem en bah; niet zo verwonderlijk voor wie zich realiseert dat de eerste woordjes samengaan met de eerste stapjes en zindelijkheidstraining! Bijvoeglijke naamwoorden komen heel weinig voor, en een werkwoord als eerste woordje is welhaast een unicum, maar het komt voor: is? voor ‘wat is dat?’