| |
| |
| |
[Nummer 11]
| |
| |
| |
Waarom ze hun Vlaams liever zien verdwijnen
Kas Deprez - hoofddocent sociolinguïstiek aan de Universitaire Instelling Antwerpen en aan de Katholieke Universiteit Leuven
Begin februari bracht het dagblad De Standaard een bericht over de belabberde toestand waarin de meeste talen thans verzeild geraakt zijn. Volgens de nieuwe Atlas of the World's Languages worden er nog 6500 talen gesproken, maar hun aantal zal snel slinken, aangezien zo'n 2000 talen nog geen duizend sprekers meer tellen, en 3000 andere al door minder dan 10.000 mensen gesproken worden.
Het tijdschrift Ons Erfdeel, dat ideologisch nauw met De Standaard verwant is, publiceerde verleden jaar al een artikel over ‘De dreiging van snelle taalsterfte’ van de hand van E. Uhlenbeck. Uhlenbeck beroept zich daarin onder meer op een bijdrage van M. Krauss in Language '92, waarin deze voorspelt dat over honderd jaar 90% van de talige diversiteit zo niet verdwenen, dan toch zeer ernstig aangetast zal zijn.
| |
● Taalecologie
Wat Krauss drijft is liefde. Als taalkundige weet hij dat ‘elke taal de supreme uitdrukking vormt van het genie van haar gemeenschap, een mysterie even goddelijk en oneindig als een levend organisme’. Hij kan niet aanvaarden dat mensen minder met het lot van het Eyak in Alaska of van het Ubykh in de Kaukasus begaan zijn dan met dat van de panda in China of van de condor in Californië. Krauss wil met zijn werk bijdragen aan de ontwikkeling van een wereldwijd taalecologisch bewustzijn.
Ook Vlaanderen zou wat groen taalactivisme kunnen gebruiken. De dialecten gaan snel achteruit - ze worden door steeds minder ouders aan hun kinderen doorgegeven. Op het niveau van de standaardtaal moeten veel typisch Vlaamse woorden en wendingen wijken voor hun pendanten in Nederland, ook al zijn zij evengoed produkten van een heel eigen, Vlaams-Belgische ontwikkelingsgeschiedenis.
Is het die erfenis die De Standaard en Ons Erfdeel willen redden? Is het om de Vlamingen voor het Vlaams te mobiliseren dat ze artikelen over taalsterfte brengen? Het tegendeel is waar: De Standaard en Ons Erfdeel voelen helemaal niets voor het Vlaams; het Vlaams moet weg en
Op school leren Franstaligen en migranten een schools, steriel ABN. Buiten de klas rapen ze dialect en tussentaal op.
door het Nederlands vervangen worden, in het belang van Vlaanderen en van de Nederlanden. De Standaard en Ons Erfdeel roepen hun lezers enkel met betrekking tot het Nederlands tot waakzaamheid op. Want dat wordt, zoals bekend, door het Engels bedreigd.
| |
● Wij in België
Wat De Standaard en Ons Erfdeel drijft, is niet taalecologie maar taalnationalisme. De taal moet de belangen van het volk dienen. Talig erfgoed dat het volk niet sterker maakt, kan beter verdwijnen. En dialect en tussentaal maken de Vlamingen niet sterker. De anderstaligen in België willen écht Nederlands leren: ‘Ik stel me een Franstalige of een migrant voor die Nederlands leert en dat eens wil uittesten door naar een populair programma op een Vlaamse zender te kijken. En dan zaken hoort als Môo madam, da kunde gaa toch niet doen, of in een reklame een vrouw hoort zeggen dat ze iel kontent van haar wasprodukt is. Bepaald een aanmoediging om verder te leren’, vloekte M. Doornaert in De Standaard van 18 augustus 1993.
Ik heb grote moeite met dit soort uitvallen. Omdat ze van al te veel lijden getuigen. Wat is de realiteit? Als nu meer Franstaligen in België Nederlands leren, is dit niet omdat meer Vlamingen ABN spreken, maar omdat de Vlamingen de toon aangeven in het land. Met het Nederlands kan een Franstalige nu geld verdienen en politieke macht verwerven.
De migranten hebben geen keuze, althans als ze hun kinderen in Vlaanderen naar school sturen: daar zijn slechts Nederlandstalige scholen. Op school leren Franstaligen en migranten een schools, steriel ABN. Buiten de klas rapen ze dialect en tussentaal op. Dialect en tussentaal zijn met andere woorden tekenen van integratie: anderstaligen die weten dat veel Vlamingen tas zeggen in plaats van kop, of schuif in plaats van lade, zijn mensen die al goede contacten met de levende gemeenschap hebben.
Maar dat is Doornaerts probleem niet. Waar zij en haar krant van dromen, is dat het Vlaamse volk een groot volk wordt. Welnu, iedere anderstalige die Nederlands leert, houdt een vorm van erkenning in en draagt bij aan de verwezenlijking van die droom. Wij moedigen anderstaligen
| |
| |
aan om Nederlands te leren door zelf keurig ABN te spreken.
Daar geloof ik dus niets van. Ik ken niemand die weigert Duits te leren omdat in het Duitse taalgebied ook veel dialect gesproken wordt. Of omdat de Oostenrijkers in hun standaard-Duits veel Oostenrijkse elementen gebruiken. Integendeel: nationale variatie vormt juist een bewijs van rijkdom en macht. Geen enkele taal die dit beter laat zien dan het Engels met zijn Amerikaanse, Ierse, Schotse, Australische, Indische, enz. variant. Maar ook met het Nederlands is dit aan te tonen: het feit dat er Surinaams Nederlands bestaat, bewijst dat het Nederlands in Suriname een belangrijke rol speelt.
| |
● Wij in Europa
Vlaams verzwakt volgens de Vlaamse taalnationalisten ook de positie van het Nederlands in Europa. ‘Wie volhoudt’ - nog steeds Doornaert - ‘dat onze taal het Vlaams en niet het Nederlands is, helpt ook energiek de inspanningen ondergraven van de vele Nederlanders en Vlamingen die de buitenwereld steeds weer voorhouden dat het Nederlands de taal is van meer dan twintig miljoen EG-burgers.’
Van een dergelijke ondergraving merk ik niets. Neem het conflict omtrent de plaats van het Nederlands bij het Eurocorps en bij het Merkenbureau. Het moet Doornaert toch ook opgevallen zijn dat in de hele discussie het woord Vlaams nooit gebruikt is. Nooit heeft het buitenland gezegd: neen, het Nederlands willen wij niet, want de Vlamingen spreken Vlaams-Nederlands. De EU erkent de officiële talen van zijn lidstaten, en voor België zijn dat het Nederlands, het Frans en het Duits omdat België dat zelf zo gewild heeft. Van de regionale/nationale variatie binnen de verschillende taalgebieden trekt de EU zich niets aan. Wat X is, moeten de X-taligen onder elkaar uitmaken.
| |
● De Franse ziekte
Wat ons als Vlamingen zeker niet sterker maakt, is het Frans, en Vlaams is Frans. ‘Oorspronkelijke, echt Vlaamse taalvormen, die goede taalkundige en historische papieren hebben, zijn in het dagelijkse taalgebruik zeer zeldzaam’, delen W. Penninckx en P. Buyse mee in de inleiding van hun ABN-gids Correct taalgebruik (1991). ‘Het gros van de afwijkingen bestaat uit letterlijke vertalingen en nabootsingen van Franse taalvormen.’ Het is in hun ogen ondenkbaar ‘dat de Vlamingen meer dan honderd jaar zouden hebben gestreden om zich te bevrijden van het juk van een vreemde cultuurtaal om vervolgens een kleurloze nabootsing van die zelfde taal tot norm voor hun eigen taal te verheffen’.
De meeste Vlamingen houden niet van Franse invloed op hun standaardtaal, maar er zijn twee stromingen. Voor de eerste is de taaleenheid met Nederland het hoogste goed. De aanhangers ervan nemen vrijwel alles van de Nederlanders over, ook de Franse en Engelse woorden, wendingen en uitspraakvormen die in Nederland gebruikelijk zijn. Voor de tweede stroming dient de eigen taal vooral een eigen, authentiek karakter te hebben. Zij proberen zoveel mogelijk vreemde invloeden te weren; in hun ogen schieten de Nederlanders daarin zwaar te kort.
De Nederlanders trekken zich inzake taal niets van de Vlamingen aan, zodat taaleenheid enkel te realiseren is als de Vlamingen het Noorden volgen. De eerste stroming aanvaardt dat, maar betreurt op haar beurt het gebrek aan taalchauvinisme bij de Nederlanders. Het ware beter voor het Nederlands als de Vlamingen het heft in handen konden nemen. Omdat alleen de Vlamingen weten wat taalpolitiek is.
| |
● Een leger van schoolmeesters
Het zijn deze Heelnederlandse taalnationalisten die de kar van het Nederlands in Vlaanderen trekken, maar alléén haalt deze groep het natuurlijk niet; het neerlandisme spreekt de bevolking immers niet aan. Ze krijgen evenwel hulp van een leger van schoolmeesters dat ideologisch nauwelijks geschoold is en een beetje macht ruikt. Als in de verschillende domeinen van het openbare leven enkel Nederlands gebruikt mag worden, kunnen zij die Nederlands geleerd hebben, naar hartelust corrigeren. Dan beslissen zíj wie met taal geld zal verdienen.
Het belangrijkste argument waarmee de schoolmeesters hun bestaan verantwoorden, is dat zij voor een houvast zorgen. Eugène Berode is taaladviseur bij de BRTN en bij De Standaard, en kreeg voor zijn inzet in 1991 de erepenning van de Vlaamse Raad. Luister naar zijn antwoord, niet zo lang geleden, in De Standaard, op een brief van een lezer die hem vroeg of ...moet geleverd hebben naast geleverd moet hebben aanvaardbaar is. Berode schreef: ‘Ik geef de voorkeur aan de Nederlandse zinsbouw. En dat uit taalpolitieke overwegingen: als ik de Noordnederlandse norm afwijs, heb ik geen houvast meer, en ook in taalzaken is alles beter dan chaos (...) Jaja, ik besef dat ik me almaar beroep op de Noordnederlandse norm om taalkwesties te lijf te
| |
| |
gaan. Maar wat wilt u: anders sta ik met mijn mond vol tanden.’ (23 december 1993)
illustraties: Mascha Wasserman
Zelfs in onschuldige kwesties als deze - onschuldig in die zin dat de Vlaamse varianten overal in Vlaanderen verbreid zijn, en dat ze geenszins de verstaanbaarheid in het gedrang brengen, waar dan ook - kan Berode het nóg niet over zijn hart krijgen ook de Vlaamse variant te erkennen. Berode ziet er nauwlettend op toe dat bij de BRTN perfect ABN gesproken wordt, althans door de omroepers en de nieuwslezers. En deze laatsten zijn daar blij mee, vinden dat het zo hoort: ‘Zeker op televisie, een medium met zo'n impact, moet je het goede voorbeeld geven’, aldus anchorwoman S. Spruyt in een interview in Humo (begin december 1993). Niemand die nog over hét goede voorbeeld spreekt, in welk verband dan ook, maar met betrekking tot het ABN kan het nog steeds, althans in Vlaanderen.
| |
● Een kwestie van talent
Voor de taalnationalisten is de taal een vlag. Voor de schoolmeesters is de taal een handboek. Komen we ten slotte bij de derde groep in de anti-Vlaamse coalitie: de kinderen van de goden, voor wie Nederlands een kwestie van talent, van superioriteit is.
Je kent goed Nederlands en je bent vol van jezelf. Dan scheld je toch op die boeren die hún taal niet beheersen? J. Anthierens voelt zich een van de schaarse lichten in de Vlaamse duisternis. Hij schreef wat hij dacht verleden jaar in Onze Taal: ‘Gelet op de vele vetplooien die het Nederlands in haar Vlaams korset moet meerijgen, is euthanasie op de zogenaamde standaardtaal niet eens barbaars te noemen. Een hoogbenige asblonde met maten 92-61-92 zit er voor dat vormeloze Zuidnederlands met bierborsten niet in.’ (Onze Taal 1993, blz. 144) Iemand moet voor Anthierens eens een grondige taalkundige en ideologische analyse van de taal van Gezelle, Streuvels, Boon, Claus, Hoste, Pleysier, enz. maken. Dan zal hij misschien inzien dat taalkeuzes nog op iets anders dan op pretentie gebaseerd kunnen zijn.
| |
● Wél Vlaams en wel daarom
Anders dan planten en dieren leiden talen en taalvariëteiten geen eigen bestaan, maar zijn ze het resultaat van menselijke activiteit. Dit maakt ze voor een taalecologist des te waardevoller. Het zijn cultuurprodukten en als zodanig symbolen van menselijke waardigheid waarvoor beschaafde lieden verondersteld worden respect op te brengen. Ik heb met andere woorden naast culturele ook sociale motieven om voor het behoud van de dialecten en het Vlaams-Nederlands te pleiten.
Tegenover het elitaire Nederlands van pretentieuze figuren als Anthierens stel ik de meer volkse variëteiten van het ABN, die tegenwoordig overigens overal te horen zijn, ook op radio en tv. Ik hou niet van mensen die op andermans taal neerkijken.
Tegenover het ene Nederlands van Berode en Spruyt stel ik de honderd Nederlandsen van H. Brandt Corstius (NRC 17 september 1993). Ik kan om twee redenen niet tegen de schoolmeesters. Eén: voor hen is taal corrigeren, voor mij is taal leut - als het maar goed klinkt, in welke variëteit dan ook. Twéé: voor hen is taal het goede voorbeeld geven, voor mij is taal omgaan met mensen en dus met verschillen. Als ze niet tegen hesp en beenhouwer kunnen, hoe kunnen ze er dan tegen dat iemand Marokkaan is? Marokkaan in Vlaanderen bedoel ik, niet in Marokko. Taalvarianten aanvaarden staat voor tolerantie, elementaire tolerantie.
Tegenover het Heelnederlands Nederlands van Doornaert stel ik het Vlaams-Nederlands als uitdrukking van mijn Belgische identiteit. Mijn erfdeel is België, niet de Nederlanden. Belg zijn is met anderstaligen in één staatsverband leven, is een eerste stap naar een Europees burgerschap. Het Heelneerlandisme is in wezen anti-Belgisch en anti-Europees.
Tegenover het monolitische taalpolitieke denken van Berode en Penninckx stel ik een functionele, sociolinguïstische visie waarin plaats is voor veel variëteiten. Dat ze binnen een zo belangrijk medium als tv allemaal hun plaats krijgen, lijkt mij vanzelfsprekend.
| |
● Rijk of onvruchtbaar?
Vlaanderen en Nederland zijn al 400 jaar gescheiden, en ze zijn bovendien in al die tijd grondig van elkaar gaan verschillen. Ik verwacht van de Vlamingen dat ze vanuit hun eigen situatie een bijdrage aan het Nederlands leveren. Ze kunnen het Nederlands verrijken met (a) hun typische Vlaamse woorden en uitdrukkingen, (b) hun gallicismen (de Franse invloed die ze ondergaan), (c) hun purismen (die ze ontwikkelen als reactie tegen het Frans en het Engels).
Berode, Penninckx, Doornaert, enz. vechten voor het Nederlands, maar zijn niet in staat één woord of uitdrukking aan het Nederlands toe te voegen. Omdat wat in Vlaanderen tot stand komt geen Nederlands is, verkondigen ze zelf. Zo veroordelen zij zichzelf tot totale onvruchtbaarheid.
|
|