| |
| |
| |
[Nummer 10]
| |
| |
| |
Oiropa pitschn
Peter Burger
‘Me pren the liberté to ecriv to you in Anglo-Franca.’ Anglo-Franca, Esperanto en Interlingua - de utopie van één taal voor alle mensen. Umberto Eco schreef er een boek over, Europa en de volmaakte taal. Hoe kan de Babylonische spraakverwarring ongedaan gemaakt worden?
Een van de te weinig betreurde slachtoffers van de Joegoslavische burgeroorlog is het communicatiemiddel dat de strijdende partijen zou kunnen binden, maar nu wordt aangegrepen om hen verder uiteen te drijven: de landstaal. Ooit was het verschil tussen Servisch en Kroatisch niet groter dan dat tussen het Nederlands in Nederland en in Vlaanderen, maar inmiddels ontploffen de fragmentatiebommen ook in de Servokroatische woordenboeken. In Kroatië worden Servische woorden in de ban gedaan, de Serviërs schrijven het dialect van Belgrado voor en de Bosnische moslims poetsen hun Turkse en Arabische leenwoorden op. Gelukkig heeft niet iedereen zijn oren dichtgestopt met nationalisme. Zo lanceerde een Kroaat het satirische voorstel om het van het Turks afgeleide Servokroatische woord voor ‘riem’ maar te vervangen door okolotrbusjni pantalodrzac: ‘rond-het-middel-broekophouder’.
| |
● Verenigd Europa?
Franse taalprotectionisten vergieten geen bloed, maar hun taalwetten verraden Servokroatische sentimenten. De Franse minister van Cultuur en Francophonie Toubon probeerde dit jaar Frans verplicht te stellen in de reclame, en het gebruik van Engels op Franse congressen streng in te perken. Leenwoorden wilde hij verbieden als er ook een inheems alternatief bestond: de walkman moest een balladeur worden, de videoclip een bande vidéo promotionnelle - dat klinkt, omdat het Frans is, eleganter dan okolotrbusjni pantalodrzac, maar in wezen is er weinig verschil. Gelukkig lieten niet alle Fransen zich meeslepen: eind juli besliste de Grondwettelijke Raad dat Toubons wet alleen de overheid zelf zou verplichten tot taalzuivering.
Sprekers van verschillende talen bestoken elkaar zó verbeten met bommen en wetten, dat we Europa voorlopig wel niet zullen zien veranderen in een taalkundig vrederijk waarin het Servisch bij het Kroatisch zal verkeren en het Engels zich zal nederleggen bij het Frans. Of, nog vrediger, waarin iedereen dezelfde taal spreekt. Toch hebben duizenden die droom gedroomd en eigenhandig paradijzen ontworpen met namen als Esperanto, Volapük, Interlingua, Ido en Latino sine flexione.
Illustratie: Wouter van Meel
| |
● Mislukkingen
En dat zijn alleen de bekendste, want er waren er meer, veel meer: Oiropa Pitschn, Niu Tutonish, Perfect, Simplo en Toito Spike. Ling, Kosmo, Glosa, Nepo, Dilpok en Loqa. Apolema, Panoptic, Occidental, Novial, Perio, Ulla, Mondlingvo, Neo, Romanizat, Hom Idyomo, Globaqo, Delmondo, Eurolengo en Uropi - om er maar een paar te noemen. Allemaal paradijzen waarvan de bouwtekeningen plaats boden aan de gehele wereldbevolking, maar waarvan er bijna niet één door meer dan een enkeling werd bewoond: de bedenker zelf, moederziel alleen, de enige spreker van een onbekende taal. Want hoeveel energie de uitvinders ook staken in het vervolmaken van hun wereldtaal, een
| |
| |
doordachte marketingstrategie leverden ze er nooit bij.
De projecten van deze taalbouwers hebben hun monument gekregen in het nieuwste boek van Umberto Eco, La ricerca della lingua perfetta (1993), dat deze maand in Nederlandse vertaling verschijnt als Europa en de volmaakte taal. Eco's jongste was in Italië en Duitsland een bestseller, wat meer te maken zal hebben met de beroemde naam op het omslag dan met een plotselinge belangstelling van een groot publiek voor de mening van Leibniz over een universele taal en voor de band van de middeleeuwse filosoof Ramon Lull met de kabbalistiek. In Europa en de volmaakte taal is Eco in de eerste plaats aan het woord als hoogleraar semiotiek - weinig ‘human interest’, veel literatuurverwijzingen.
Hoewel het boek droger is dan onderwerp en auteursnaam doen verwachten, valt er veel te beleven voor wie zich wil verdiepen in een curieus hoofdstuk uit de Europese ideeëngeschiedenis. Curieus, maar niet onbelangrijk, ook al is ‘de geschiedenis van de volmaakte talen de geschiedenis van een utopie, en van een reeks mislukkingen’. Want bij hun zoektochten naar het immer wijkende doel van de volmaakte taal verkenden deze vergeten taalvorsers gebieden die later in kaart zijn gebracht door de vergelijkende taalwetenschap en door het onderzoek naar kunstmatige intelligentie en naar formele talen.
| |
● Oertaal
De hoofdpersonen uit Eco's boek zochten in twee richtingen naar remedies voor de Babylonische spraakverwarring in Europa: in het verleden en in de toekomst. Speurders naar de taal die de mensheid vóór de torenbouw van Babel had gesproken, propageerden het Hebreeuws en het Chinees, maar ook en met voorliefde hun eigen taal. Hier kent Eco een verdiende erepiaats toe aan Jan van Gorp, alias Goropius Becanus, die in 1569 uitlegde dat het Nederlands al gesproken werd door de zonen van Jafet, die afwezig waren toen de toren van Babel gebouwd werd, en daardoor ontkomen waren aan de spraakverwarring. Concurrenten van Van Gorp verkondigden echter om strijd dat hun Duits, Zweeds, Hongaars, Bretons en Pools het zuiverst de oertaal had bewaard.
Anderen, minder bekrompen, staken jaren van hun leven in het scheppen van talen die de verschillende naties nader tot elkaar moesten brengen. De bekendste daarvan zijn de internationale hulptalen zoals het Esperanto, die geënt zijn op natuurlijke talen. Hun glorietijd beleefden deze kunsttalen aan het einde van de vorige eeuw. Uit die jaren stamt bijvoorbeeld het verrukkelijk schizofrene Anglo-Franca (1889), bestemd om handelsbetrekkingen te stroomlijnen: ‘Me pren the liberté to ecriv to you in Anglo-Franca. Me have the honneur to soumett to you's inspection the prospectus of me's objets manufactured...’ Het doet onweerstaanbaar denken aan Peter Sellers, die als inspecteur Clouseau in hotels om een ‘reum’ vraagt.
Het komische effect van een serie van dergelijke citaten, aldus Eco, verdoezelt dat veel van deze kunsttalen scherpzinnig en elegant zijn ontworpen. Alleen: het grote succes bleef uit, en als een taal wél aansloeg, werd ze niet zelden het slachtoffer van haar eigen succes. Zo moesten Esperantisten zich aan het begin van de eeuw verzetten tegen de ketterij van het Ido, en zagen in de tien jaar na 1886 maar liefst zes nakomelingen van het Volapük het licht: Idiom Neutral, Bopal, Spelin, Dil, Balta en Veltparl. Allemaal ‘verbeterde’ versies, die de moedertaal van potentiële aanhang beroofden.
| |
● Adam
Interessanter dan het Esperanto-model - een kunsttaal gebaseerd op bestaande talen - vindt Eco projecten die aan de andere kant beginnen: bij de indeling van al het bestaande en denkbare in concepten, om daar vervolgens een code voor te ontwerpen. Zo'n ‘filosofische’ taal zou vrij zijn van de tegenstrijdigheden, de overbodigheden en de willekeur van natuurlijke talen. Want waarom heet een kat kat; en zou het niet zinvol zijn als het voor iedereen zonneklare verband tussen kat en leeuw al in de woorden zelf tot uitdrukking kwam? Zo'n maximaal zinvolle taal, dachten veel taalscheppers, had Adam gesproken in het paradijs, toen hij het gedierte des velds en het gevogelte des hemels namen gaf, ieder naar hun wezen.
Illustratie: Wouter van Meel
Dit verlangen een taal als die van Adam te scheppen, leverde in het systeem van Cave Beck (1657) zinnen op als: ‘leb 2314 p 2477 & pf 2477’. Deze serie letters, cijfers en tekens moest worden uitgesproken als ‘leb totreónfo pee tofosénsen and pif tofosénsen.’ De betekenis? ‘Eert uw vader en uw moeder.’ Heel economisch gebruikte Beck dus voor ‘vader’ en ‘moeder’ dezelfde code (2477); het mannelijk of vrouwelijk bezittelijk voornaamwoord (p respectievelijk pf) maakte duidelijk welke ouder bedoeld werd.
In werkelijkheid was dat natuurlijk allerminst duidelijk. Kunsttalen waarin ieder teken iets betekent, zijn moeilijk te leren en lijden aan het defect dat kleine vergissingen (een enkele verkeerd gezette letter) voor grote misverstanden zorgen. In het systeem van de Brit John Wilkins (1668) betekent Deba ‘vlam’, en Deba ‘komeet’. De code laat zien dat kometen en vlammen op elkaar lijken, maar een zetter die de cursivering vergeet, brengt de lezer - die toch al moeite heeft om Wilkins' code te hanteren - in grote moeilijkheden.
Dit zelfde gebrek aan redundantie was ook een van de voornaamste
| |
| |
manco's van het fantastische Solresol van François Soudre, waarvan de woorden werden gevormd door muzieknoten. Zijn ‘langue musicale universelle’ kon daardoor zowel gesproken als gezongen en gefloten worden: ‘ja’ was si, ‘nee’ was do, ‘God’ domisol en de duivel het tegenovergestelde, solmido. Het volledige systeem werd in 1866 gepubliceerd door Soudres weduwe. Haar man had er 45 jaar aan gewerkt. Wat het voordeel moest zijn van deze systemen, de totale overeenstemming tussen vorm en inhoud, is juist hun nadeel, aldus Eco. Als al deze vergeefse dromen van nooit verwezenlijkte volmaaktheid iets duidelijk maken, is het wel hoe verre van onvolmaakt natuurlijke talen zijn.
| |
● Eurobabel
De studie van Eco verschijnt in de sjieke serie Europese contouren, een reeks cultuurhistorische studies die als centraal thema de Europese identiteit heeft. Eco verbindt het ontstaan van die identiteit met de geboorte van de volkstalen na het uiteenvallen van het Romeinse Rijk, en met het zoeken naar een volmaakte taal die de eenheid zou kunnen herstellen.
En wellicht, stelt Eco, is de tijd nu rijper dan ooit voor de adoptie van een eenheidstaal, geen volmaakte taal, maar een hulpmiddel bij de communicatie. De massamedia, die ook het Engels hebben verbreid over de wereld, maken zo'n adoptatie mogelijk, de Europese gemeenschap streeft op steeds meer gebieden naar eenwording, en het aantal talen binnen die gemeenschap wordt alleen maar groter. Niet alleen door de toetreding van nieuwe leden, maar ook door de her en der oplevende taaltrots - Catalanen wijzen er bijvoorbeeld graag op dat zij numeriek de Denen overtreffen. Zouden staten als Nederland, Denemarken en Griekenland, wier talen weinig kans maken op de status van Eurotaal nummer één - zo vraagt Eco zich af - zich niet sterk kunnen maken voor een kunsttaal?
Wie in die discussie geïnteresseerd is, leze het maartnummer van het tijdschrift Civis Mundi, waarin alle opties (inclusief het Interlingua) aan bod komen, en waarin niemand minder dan Van Dale-redacteur Hans Heestermans een kort maar krachtig pleidooi houdt voor het Engels als Europese voertaal. Verstokte taal-chauvinisten lezen daarnaast Eco's Europa en de volmaakte taal. Als opsomming van mislukkingen moet zijn boek een hele geruststelling zijn voor wie bang is dat we in de volgende eeuw van Athene tot Dublin allemaal Europeaans (Oiropa Pitschn, Eurolengo, Uropi...) zullen spreken.
Umberto Eco, La ricerca della lingua perfetta. Laterza, Rome/Bari, 1993. De Nederlandse vertaling verschijnt bij Agon, Amsterdam, als Europa en de volmaakte taal voor f 49,90. ISBN 90 515 7187 9.
|
|