● Verborgen ovulatie
In ons land is de beweging voor politieke correctheid (en de taalkritiek die daarbij hoort) veel minder sterk ontwikkeld. Dat heeft veel te maken met het ontbreken van effectieve lobby's. In tegenstelling tot de Verenigde Staten is Nederland geen échte multiraciale samenleving en hebben de verschillende minderheden geen sterke vertegenwoordiging in de academische en politieke wereld. De enige groep die wél invloed uitoefent waar het gaat om vooroordelen en stereotypen, is de vrouwenbeweging.
Feministische taalkritiek vormt al sinds de jaren zeventig een belangrijk onderdeel van het academische feminisme. Sporen hiervan zijn hier en daar wel terug te vinden. Promovendi nemen tegenwoordig in de inleidingen van hun proefschrift een veelal rituele verontschuldiging op, met de strekking ‘waar hij staat mag ook zij gelezen worden’, en enkele beroepsaanduidingen (zoals vroedvrouw) kunnen nu op zowel mannen als vrouwen toegepast worden. Sommige personen en organisaties censureren hun eigen taalgebruik. De PTT heeft al enige tijd geleden het goed Nederlandse gleuf vervangen door het enigszins gekunstelde inwerpopening. Een recent verschenen uitgave van Huizinga's spreekwoorden en gezegden vermeldt in de inleiding het volgende: ‘Voorts zijn - geheel in de geest van A. Huizinga - in deze lijst alle zegswijzen geweerd die kwetsend zouden kunnen zijn voor een bepaalde bevolkingsgroep of geloofsovertuiging.’
De invloed van dergelijke taalkritiek op het dagelijkse taalgebruik is echter gering. Toch is er, voor wie erop let, aanleiding genoeg. ‘De rappe handen van de 22-jarige Gonnie van Kampen zijn uiterst zachtzinnig’, zo begint een aflevering van Mensen op de werkvloer. ‘Dat is ook wel nodig als je handmatig inpakster bent in een sigarenfabriek (...). En als er even niet wordt gepraat, droomt ze weg over “alledaagse dingen” of een toekomst als moeder.’ Zou een mannelijke sigarenmaker op dezelfde manier geportretteerd kunnen worden?
Seksistische portretten zijn talrijk en ze worden zelden gecorrigeerd. Hugo Camps schrijft onder de titel Inlegkruisjes een column over vrouwen in de sport: ‘Was Bettine Vriesekoop in de nacht van zaterdag op zondag bezopen of sprong er gewoon een eitje? La Bella krijgt het voordeel van de twijfel: ik houd het maar op een verborgen ovulatie.’ Zou een sportverslaggever ook durven te suggereren dat een misser van Koeman te wijten is aan een spontane ejaculatie?
Camps staat niet alleen: vrouwen(top)sport geeft vaak aanleiding tot onzakelijk commentaar. Het gekreun en het paarse slipje van Monica Seles op Wimbledon heeft menig ongeïnspireerde verslaggever een makkelijk stukje bezorgd. Maar ook in een verder zakelijk artikel over dameswielrennen zie je het opduiken: ‘Zo iemand als Van Moorsel (...) geeft zich totaal voor de sport. Dat merk je aan alles. Ze ziet er bijvoorbeeld niet uit, ja ze heeft een aardig koppie, maar verder een totaal afgetraind lichaam. Maar opmerkingen daarover lijken haar niet te deren.’
Een enkele keer wordt een bepaalde uitspraak in het openbaar gekapitteld, zoals in een interview met Sharon Dijksma (voorzitter van de Jonge Socialisten): ‘Op dat soort discriminatie kun je moeilijk de vinger leggen. Er zijn legio voorbeelden van. Neem minister Maij-Weggen. Ik vind het een trut, maar dat de media haar meisje Maij noemen, vind ik ronduit hufterig.’