● Tegenstrijdig
Met hun wat stoffige, ambtelijke taalgebruik verbergen deze documenten de sleutel tot een lastige etymologische kwestie: de herkomst van het woord sas in de betekenis ‘sluis’. Hetzelfde woord bestaat overigens ook in het Frans, waarin het tevens de betekenis ‘zeef’ heeft. En net als in ons taalgebied, wist men ook in Frankrijk niet tot een bevredigende etymologie te komen.
Zo is in het Französisches etymologisches Wörterbuch (in deel 17, uit 1966) te vinden dat het Franse sas kan worden teruggevoerd op het Nederlandse sas. Het FEW baseert zich daarbij op het boek Étude sur les mots français d'origine néerlandaise (1931) van Marius Valkhoff, een Amsterdamse hoogleraar Frans. Het voert te ver hier uit te leggen waarom, maar Valkhoffs verklaring berustte enerzijds op een foute veronderstelling en anderzijds op ontoereikend onderzoek naar Nederlandse en Franse dateringen. Daarmee was de eerste poging
Het woord sas werd via een ‘Nederlandse’ omweg, in welke taal het een andere betekenis kreeg, teruggegeven aan het Frans
tot een etymologie van sas gesneuveld.
De romanist Paul Barbier zag het anders: hij trachtte de Germaanse oorsprong van het Franse sas te bewijzen. Zijn verklaring, ergens tussen 1928 en 1944 gepubliceerd, voert het woord terug op het Nederlandse sas, dat zelf verband zou houden met het woord zetten, te weten ‘the place (dock, bassin, etc.) where water is placed or fixed’. Het Nederlandse sas zou dan de pendant zijn van het Hoogduitse Satz. Maar de -tz in dit woord kan alleen worden verklaard uit de Hoogduitse klankverschuiving, waaraan het Nederlands niet onderhevig is geweest. Daarmee bleek Barbiers these onhoudbaar.
In latere verklaringen voor de oorsprong van het Franse sas werd teruggegrepen naar die van Valkhoff en Barbier en werden de daartegen geldende bezwaren over het hoofd gezien. Voor de oplossing van het Franse probleem moest men het dus lange tijd stellen met elkaar tegensprekende verklaringen.
Degenen die zich over de herkomst van het Néderlandse sas bogen, lukte het evenmin tot eensluidende verklaringen te komen. In zijn Beknopt Etymologisch Woordenboek (1890-1898) stelt J. Vercoullie dat het Franse sas (‘sluis’) teruggaat op het Italiaanse sasso (‘soort stenen fortificatie’), dat zijn oorsprong vindt in het Latijnse saxum. Maar Vercoullie stelt in de derde uitgave van zijn boek uit 1925 het Nederlandse en het Franse sas eenvoudigweg aan elkaar gelijk, en vermeldt vervolgens ‘oorsprong onbekend’. Nicolaas van Wijk schrijft in 1912 dat het Nederlandse sas weliswaar uit het Frans wordt afgeleid, maar dat het Franse woord weer op het Nederlands terug te voeren is. Voor een verklaring van dit Nederlandse sas tast hij echter in het duister. Jan de Vries ten slotte uit in zijn