bruik van noten (21), verwijzingen (26), het schrijven van een personeelsadvertentie (29), maken van een opsomming (31) en de weergave van namen en titels (32).
Adviezen over teksten en tekstonderdelen (zoals inleiding en personeelsadvertentie) zouden de Taalbaak een meerwaarde kunnen geven. De vraag is echter ten eerste hoe volledig de Taalbaak uiteindelijk zal zijn. Gaat het uitgroeien tot een handboek voor spelling, stijl én tekststructuur, of blijft het bij een verzameling losse onderdelen, afhankelijk van de gestelde taalvragen? Ten tweede lijkt de gekozen opzet - behandeling van taalkwesties per taalvraag, zonder indeling - juist bij dit soort onderwerpen problemen op te leveren. Een vraag zoals ‘Dat of wat?’ kun je heel goed geïsoleerd behandelen, maar hoe doe je dat met een vraag als ‘Hoe deel je een adviesrapport in?’
De belangrijkste vraag bij de Taalbaak is echter wat het voordeel is van de gekozen vorm. Een losbladig naslagwerk is handig als het onderwerp snel verandert, zoals bij uitgaven met adressenbestanden of recente jurisprudentie. Bij een taaladviesboek, waarin het gaat om een betrekkelijk constant geheel van regels, heeft deze formule minder zin. De abonnee van het Taalbaak-pakket ontvangt een band met de eerste aflevering en verplicht zich vervolgens om minimaal één jaar de aanvullingen af te nemen. Dat de totale kosten op die manier flink kunnen oplopen, werd al eerder in Onze Taal (1992, blz. 270) becijferd: op grond van de verwachtingen van de uitgever komt de nettoprijs voor het volledige naslagwerk op minimaal 850 gulden. Het voordeel van de formule lijkt hier dan ook vooral aan de kant van de uitgever te zitten.
Het HVN heeft als belangrijkste pluspunten zijn toegankelijkheid en overzichtelijkheid; bovendien is de uitleg soms wat diepgaander dan gebruikelijk. Verder bevat het boek een zeer nuttige appendix met twee lijsten: een woordenlijst van alle Nederlandse woorden met spellingproblemen, en een lijst met de juiste spelling van namen van landen en belangrijke steden.
Ondanks deze nuttige extra's maakt het HVN zijn pretentie niet helemaal waar. Het ‘Verzorgd Nederlands’ bestaat volgens de flaptekst uit twee delen: foutloos en aantrekkelijk taalgebruik. Het foutloze komt voldoende aan de orde, maar aan aantrekkelijkheid van stijl wordt vrijwel geen aandacht besteed. Van de zestien stijlhoofdstukken hebben er twee betrekking op aantrekkelijkheid: hoofdstuk 25, Herhaling en 28, Woordovertolligheid. Informatie over stijlkwesties als positief of negatief taalgebruik, abstractie of het gebruik van beeldspraak ontbreekt. Op sommige punten bevat het HVN, ondanks de brede opzet, zelfs minder dan andere taaladvieswerken. Zo komt de begrijpelijkheid van zinnen - toch een voorwaarde voor aantrekkelijkheid - er zeer bekaaid af. Welgeteld één hoofdstuk (23, De Tangconstructie) gaat over een begrijpelijkheidsprobleem. Begrippen als naamwoordstijl, naamwoordconstructies, voorzetselstijl en voorzetselconstructies - allemaal oude bekenden uit de Schrijfwijzer - zoekt men vergeefs in het register. De lijdende vorm wordt alleen in het grammaticaal compendium besproken.
Het Taalboek Nederlands is, zoals uit het voorgaande al blijkt, maar voor een klein deel gericht op praktische richtlijnen voor correct en aantrekkelijk taalgebruik. In § 5.7 (Enkele schrijfadviezen) wijden de auteurs acht (!) bladzijden aan stijlkenmerken als eenvoud, nauwkeurigheid, levendigheid en consistentie. Daarnaast zijn er her en der in de hoofdstukken over woordleer en zinsleer adviezen te vinden, maar het vereist opnieuw nogal wat taalkundig inzicht om ze te lokaliseren.
Daar staat tegenover dat het Taalboek Nederlands onderwerpen behandelt die in de meeste taaladviesboeken achterwege blijven. Zo zijn er paragrafen gewijd aan taalhandelingen, aan verschillende soorten tekststructuren, aan conversatiepatronen en aan argumentatie. De breedte van dit boek maakt het echter noodzakelijk de meeste onderwerpen zeer summier te behandelen. Bij een zo sterk samengevat naslagwerk is een goede bibliografie met doorverwijzing naar studies over deelonderwerpen natuurlijk onontbeerlijk. Zo'n bibliografie ontbreekt echter.