Maar dat veronderstelt dat je met ten minste één partner samenwerkt, en zo ver zijn de meesten nog niet.’
Zijn tekstschrijvers gemankeerde journalisten?
‘Je moet de verschillen niet overdrijven, maar er zijn er wel een paar. Tekstschrijvers zijn dienstbaarder aan hun opdrachtgevers dan journalisten, die onafhankelijk en kritisch moeten zijn. Journalisten moeten vooral een neus voor nieuws hebben en heel snel werken. Daardoor zijn ze vaak slordiger dan tekstschrijvers. Tekstschrijvers zijn minder ad rem, kijken meer de kat uit de boom. Overigens zijn copywriters weer dienstbaarder aan de opdrachtgever: zij maken reclame voor het produkt en verzwijgen de nadelen. Tekstschrijvers hebben meer een ethische inslag dan copywriters en zullen eerder het belang van de lezer zoeken. Wat dat betreft zijn de namen van tekstbureaus als Tekst & Uitleg, Klare Taal en To The Point veelzeggend.’
Zijn er meer tekstschrijvers dan vroeger?
‘Ik denk het wel. De oude Grieken hadden al professionele logografen, schrijvers van pleitnota's. De beroepen van advocaat en notaris - ontstaan toen de meeste mensen nog analfabeet waren - zijn nauw verwant met het onze. Ghostwriters zijn er in de politiek en bij directies van grote bedrijven altijd geweest. Max Dendermonde en Willem Elsschot leefden van het schrijven van jubileumboeken en het regelen van advertenties. Dat schrijven als zelfstandige tak van dienstverlening opnieuw opbloeit, komt denk ik ook doordat mensen zich “analfabeet” voelen als het om stijl, structuur, woordkeus en dergelijke gaat.
De laatste tijd verschijnen er steeds meer eenpersoonsbureautjes. Waarschijnlijk omdat het een vrij beroep is, met lage investeringskosten. Voor een paar duizend gulden heb je een telefoonbeantwoorder, fax, computer en een printer en kun je aan de slag. Vanaf je studentenkamer kun je als afgestudeerde taalbeheerser de mensen gaan helpen met heldere teksten. Je inkomsten zijn in het begin niet geweldig, maar je verschijnt in druk, dat trekt de nieuwkomers aan. Velen houden het niet lang vol. Echte beginnersfouten zijn een slordige “briefing”, onduidelijke afspraken bij de opdrachtgeving en het aannemen van opdrachten die je niet aankunt omdat ze te moeilijk of te groot zijn. Dat is slecht voor je eigen reputatie en die van het vak.
Het aanbod groeit dus, maar ook de vraag naar tekstschrijvers neemt toe. Er verschijnen veel, zeer veel teksten die echt moeten aankomen bij de lezers. Steeds meer bedrijven zien in dat een externe tekstschrijver inschakelen een goede investering is, dat die het veel beter doet dan de eigen, duurbetaalde manager. We worden ingeschakeld voor het schrijven van brieven, speeches, formulieren, folders, brochures en jaarverslagen.
foto: Mariette Carstens
Bedrijven bellen me zelfs voor het formuleren van nieuwjaarswensen
Ook werken we mee aan corporate magazines, rapporten, advertentieteksten en jubileumboeken. Vaak vanaf het eerste idee tot en met de vormgeving en het ophalen van de tekst bij de drukkerij toe. Bedrijven bellen me zelfs voor het formuleren van nieuwjaarswensen.’
Met welke middelen kan de tekstschrijver de lezer verleiden?
‘Als ik van een tekst een gebruikstekst moet maken, zie ik mezelf vaak lijdende vormen verwijderen en actief maken, de structuur verbeteren door alinea's te maken waar ze niet staan en kopjes verzinnen om rust te brengen in de tekst. Ik probeer de kern van beweringen te benadrukken door die voorop te plaatsen en door allerlei omtrekkende bewegingen in een inleiding te schrappen. Vaak begin ik een tekst met een vraag. De lezer kan dan denken: “Wil ik dat weten? Dan lees ik door.” Ook maak ik de terminologie consistent en omschrijf ik vaktermen, zonder op mijn hurken te gaan zitten.
In een boekje dat ik heb geschreven voor een woningbouwvereniging in Leiden, merkte ik dat de bruikbaarheid van allerlei reglementen ook vergroot werd door verboden te vervangen door gedragsalternatieven: Laat uw hond niet op de stoep zijn behoefte doen werd: Zorgt u ervoor dat de hondepoep op plaatsen terechtkomt waar geen mensen lopen en geen kinderen spelen. In sommige wijken zijn hondetoiletten. Gebruik anders een schepje.
Liever gebruik ik een gebod met een korte uitleg dan een verbod met nog een ontkenning erachter: Gooi geen gloeiende as in de container, want die kan daar niet tegen werd: De container kan smelten. Laat afval afkoelen voor u het erin doet.
Ik probeer me in te leven in de mensen die iets met de tekst moeten, en concludeer dan bijvoorbeeld dat je ze niet domweg iets moet verbieden (“Dat maak ik zelf wel uit!” is de begrijpelijke reactie). Ik probeer de mensen op de consequenties van gedrag te wijzen: Vuilniszakken of grofvuil buitenzetten in trappenhuizen of galerijen: dat vraagt om moeilijkheden. De jeugd, honden, katten of ratten zullen erop afkomen. Bij warm weer zal het gaan stinken. Bewaar het vuil dus zo, dat dit allemaal niet gebeurt. Met zulke en nog honderd andere ingrepen kun je een tekst aan het stromen brengen.’