● De man rookt een auto
De tweede patiënt, een 46-jarige man, kan wel zinnen bouwen, maar slaagt er vaak niet in de juiste woorden te vinden. Hij zegt alcohol in plaats van aanval, gewonnen in plaats van begonnen en gebruikt niet-bestaande woorden als ergentesse en leesboulevard. Toch vindt hij bij het benoemen van plaatjes ook weinig gebruikte woorden als neushoorn en passer met gemak. Maar een test waarbij hij in één zin een plaatje moet beschrijven, brengt hem in moeilijkheden. In plaats van de kat zit onder de stoel en de man loopt de trap op, zegt hij: ‘De koe onder de kast’ en ‘De man rookt een auto.’ Het produceren van syntactische frames kost blijkbaar zoveel inspanning dat er geen ‘energie’ overblijft om ook nog de juiste woorden te vinden.
De derde patiënt heeft een semantische stoornis, maar alleen bij de verwerking van diernamen. Een plaatje van een zandloper voorziet hij van de juiste naam, maar het verschil tussen een koe en een zebra lijkt hij niet meer te kennen. Ook kan hij dieren niet meer in de juiste categorie onderbrengen. Overigens maakt hij de meeste fouten binnen subcategorieën. Zo noemt hij een zebra een koe, maar zal hij minder gauw een tijger een goudvis noemen.
Dit betekent dat de kennis over dieren op een andere manier of op een andere plaats is opgeslagen in de hersenen dan die over vervoermiddelen of keukengerei. En binnen het vak met dieren zijn zoogdieren, vissen, vogels enzovoort blijkbaar weer in aparte hokjes opgeslagen. We hebben dus allemaal een encyclopedisch woordenboek in ons hoofd, maar het is niet alfabetisch geordend.
Om de bovenstaande diagnoses te stellen, zo blijkt uit Bastiaanses proefschrift, is het niet voldoende om de spontane taal van de patiënt te analyseren. Alleen uitgebreid onderzoek met behulp van tests wijst uit welk deel van het taalvermogen precies beschadigd is.
Roelien Bastiaanse: Studies in Aphasia. Groningen, 1993 (Groningen Dissertations in Linguistics). Het proefschrift is uitverkocht.