Eerste kindertaal
C.A. Breas - Den Haag
Mijn ervaring met het begin van kindertaal is heel anders geweest dan die van Sabine Funneman (blz. 161, nummer 7/8 1992), die als eerste woord auto uit de mond van haar kind optekende. Het eerste woord van mijn kind was mèm en hij bleek daarmee géén mamma te bedoelen. Hij keek me aan en zei nog eens met nadruk mem, mmèêmm. Ik zei het hem na, maar dat was blijkbaar niet wat hij ermee wou. Steeds droeviger herhaalde hij: mem mem mem. Hij bleek eten te willen hebben. Spoedig zei hij een tweede woord: gèng (eerste g als in garçon). Toen ik dit weer niet meteen begreep, deed hij duidelijk moeite om het zo goed mogelijk te zeggen. Hij wilde drinken (d-ringken).
Het derde woord was lamp. Hij zat op mijn arm, wees op de lamp waar hij nu zoveel dichter bij was, en zei stralend lààp, met een even aangehouden à.
Eerst dus twee woorden praktisch gebruikt in de verwachting dat ze een gewenst resultaat zouden opleveren. Het tweede al met een begrip van ‘er is een bepaald woord voor wat ik wil’ en een poging dat woord te uiten. Het derde woord met het plezier ‘ik weet welk woord bij dat ding hoort! Ik kan het zeggen!’