● Een Vlaamse leeuw
Vlaams zijn ambetanterik, ambrasmaker en amortiseur, Nederlands lastpost, herrieschopper en schokbreker. Vlamingen schieten kemels, Nederlanders bokken. Doet de Nederlander alsof zijn neus bloedt, de Vlaming gebaart van krommenaas. En zo somt Vanderhaegen nog een paar duizend verschillende woorden en uitdrukkingen op.
Vlaams, schrijft Vanderhaegen, kent nuances die het Nederlands mist. Een neef is de zoon van uw broer of zuster, een kozijn die van uw oom (nonkel) of tante. Nederlanders kennen dat verschil niet. Deel vier van ‘De Vlaamse Taal’ bevat 50 cursiefjes over Nederlands-Vlaamse spraakverwarringen. Zegt de Nederlandse vriend tegen een Vlaamse vrouw die thuiskomt van de coiffeuse: ‘Wat ben jij leuk gekapt!’ Vrouw schiet in een Franse koleire en loopt de kamer uit. Echtgenoot legt vriend uit dat gekapt is wat Nederlanders gehakt noemen, en dat toespelingen met gekapt betekenen dat de aangesprokene een puisterig gezicht heeft.
Charles Vanderhaegen houdt wel van een grapje. Op zijn tijd. Want hij weet ook grimmig de trom te roeren van volksbewustzijn en strijd tegen vreemde besmetting. Het Vlaams manifest, de eerste van zijn brochures, is één heftige liefdesverklaring aan de onscheidbare tweeëenheid van volk en taal. Het Vlaams eigene wordt bedreigd: ‘Klokke Roeland, kleppe brand.’ Maar er gloort hoop: ‘Wij zullen overwinnen, want één Vlaamse leeuw kan meer dan honderd verhollandste schapen.’
Hoeveel ernst schuilt er achter deze flamingantische retoriek? Wie is deze taalextremist? Ik maak een afspraak en neem de trein naar Gent. De laatste kilometers krijg ik gezelschap van een klasje tienjarigen, die uitgelaten mijn accent imiteren (‘Gaot u naor Austenduh?’), maar die mijn handbagage koffer en paraplu noemen, in plaats van valies en regenscherm. De Vlaamse taal, een verloren zaak?