| |
Van knuffelberen in zeeverkennersuniform
De taal der liefde in het werk van Gerard Reve
Jos Paardekooper - docent cultuurwetenschappen Rijkshogeschool IJselland, Deventer
Hoe klinkt de taal der liefde? Taalkundigen grijpen naar een woordenboek om zo'n vraag te beantwoorden. Van Dale rangschikt deze lieflijke taal, met die der ogen, vingers, muziek en bloemen, nadrukkelijk onder ‘de middelen die dienen om gedachten en gevoelens uit te drukken anders dan met woorden’ (grote Van Dale, taal 6, 12de druk).
| |
● Zeg het met woorden
Maar dan dreigen we in het geval van Gerard Reve, auteur van een heel liefdesoeuvre, waaronder zelfs een roman met de titel De taal der liefde, toch in de problemen te komen. Want weliswaar geven de personages in Reves liefdesromans blijk van hun liefde door elkander te overladen met kussen en niet te vergeten zweepjesslagen, billekoek, liefdesvocht en literflessen rode wijn, maar ze zeggen het toch aanzienlijk vaker met woorden dan met bloemen. Het ‘geoudehoer’ is in Reves boeken niet van de lucht, al lopen de meningen over het doel daarvan nogal eens uiteen. Volgens sommigen dient het geen enkel doel, volgens collega-schrijver Harry Mulisch is het alleen maar om te provoceren (hij zegt het wat ingewikkelder, maar daar is hij dan ook schrijver voor). Maar wie goed leest, zal merken dat al dat gepraat wel degelijk ergens toe dient; tot twee dingen zelfs. Allereerst dient het tot lustopwekking van de liefdespartner: geleuter in de dubbele zin des woords dus. Of, om Reves eigen terminologie te gebruiken: ‘Ontwikkel Uw Snikkel’. Daarbij heeft een eenvoudige telling, ooit verricht in deel I van het Reve jaarboek (1983), uitgewezen dat het vooral de vertellende instantie is die al filosoferend en sprookjes vertellend ‘de verzadiging bereikt’.
Anderzijds is het een ijzeren wet dat er geen stilte valt zolang er gepraat wordt. Angst voor de stilte en voor de gevolgen daarvan, te weten het verliezen van contact, tot aan het mogelijk verliezen van de liefdespartner toe, beheerst heel Reves oeuvre, van De avonden (1947) en Werther Nieland (1949) tot aan Bezorgde ouders (1988). Het zal dan ook geen toeval zijn dat de welbespraaktheid van de vertellers in de verschillende romans en verhalen van Gerard Reve voor die van de meester zelf nauwelijks onderdoet. Zolang de verteller aan het woord is, heeft hij macht over de hoorder, en dat is niet zelden een liefdespartner. ‘Ik blijf het geluid voortzetten dat de schijn moet hebben van een gesprek, opdat niet een stilte invalle’, of: ‘Intussen echter liet ik niet toe, dat enige stilte inviel.’ Deze beide voorbeelden komen uit De taal der liefde, maar de alerte lezer kan ze in allerlei variaties in vrijwel alle boeken van Reve tegenkomen.
| |
● Archaïsch taalgebruik
Je zou kunnen zeggen dat dit een eerste kenmerk van Reves taal der liefde is: het is bepaald géén taal van
| |
| |
weinig woorden. Waarmee niet is gezegd dat Reve zich, al dan niet bij monde van een verteller, nooit eens kernachtig uitdrukt. Vooral in de beginjaren werden de dingen gewoon bij de naam genoemd. Zo schrijft hij in een brief van 14 juni 1962 aan zijn toenmalige partner Wimie (Wim Schuhmacher): ‘Ik kreeg een keiharde lul van je brief.’ Kort en krachtig is ook deze samenvatting (in een brief uit 1959) van het heteroseksuele bedrijf: ‘kut pik neuken’. Beide citaten komen uit het in 1980 gepubliceerde brievenboek Brieven aan Wimie.
foto: Peter Burger
In het latere werk zal men dit soort woorden niet meer aantreffen. Integendeel, Reve heeft gaandeweg het archaïsche taalgebruik dat Frits van Egters in De avonden al met zoveel verve hanteert, tot zijn handelsmerk verheven. En dus wordt Speerman, de hoofdpersoon uit De stille vriend (1984), niet geconfronteerd met kroegen en hoeren, maar heeft hij vanuit een hoofdstedelijk proeflokaal uitzicht op een veile vrouw, die zitting houdt in haar kanselarij. Reves boeken worden ook niet bevolkt door flikkers, nichten of homo's, maar door boezen, urningen en uraniërs die de Griekse Beginselen omhelzen oftewel de Herenliefde zijn toegedaan. In Zelf schrijver worden (1986) heeft de auteur zelfs expliciet afstand genomen van het gebruik van ‘woorden als k(..), p(..), n(..) of n(..)’, omdat het naar zijn oordeel lasterlijke woorden zijn, die ‘verachting uitdrukken voor iets dat heilig is’.
Het Reviaanse leven is een hel en vol twijfels, maar over de seksuele voorbestemdheid van de geliefden bestaat geen twijfel (Ik had hem lief: ‘We zijn voor elkaar voorbestemd; er is niets meer aan te doen, dat is éne troost, zoals de Turken zeggen, als ze bij vergissing de verkeerde het hoofd afgeslagen hebben.’) Bovendien zal het duidelijk zijn dat een Reviaanse liefdesbetuiging rijker verwoord is dan een recht-toe-recht-aan ‘Ik hou van je’, al loopt het daar uiteindelijk toch vaak op uit: ‘En zoals je spoot, Beest, een geheel weefsel van Zilveren liefdesvocht over je gouden Jongenslijf werpend, als een dodelijk kleefnet waarin ik voor eeuwig mij gevangen wist, hallo spreekt U maar hier komt interlokaal Heemstede voor U. Ik houd van je.’ (Uit: Ik had hem lief)
| |
● De venusladder
Liefde heeft voor Reve veel, zo niet alles te maken met seks. ‘Ik kan heel goed buiten seks’, schrijft hij ergens aan Wimie, maar dan wel met de toevoeging: ‘en denk er soms uren niet aan.’ De Romeinse blijspeldichter Publius Terentius Afer (190-159 v.Chr.) onderscheidde in zijn Eunuchus (letterlijk: de vrouwenoppasser) vijf trappen van liefde, die samen bekend staan als de venusladder: 1 zien; 2 aanspreken; 3 aanraken; 4 kussen; 5 seksueel verenigen. Welnu: of we nu de veroveringen in De taal der liefde en Lieve jongens, De stille vriend of Bezorgde ouders, of in de brievenboeken Ik had hem lief of Brieven aan Wimie erop naslaan (hiermee heb ik Reves belangrijkste liefdesboeken wel genoemd), steeds wordt deze aloude venusladder met zevenmijlslaarzen beklommen. Het komt voor dat het hele proces van het zien van een begerenswaardige 15-jarige jongen tot en met de seksuele vereniging zich binnen één bladzijde voltrekt. Daarbij moet worden aangetekend dat de stadia 2 tot en met 5 zich vaak alleen in de fantasie van de verteller afspelen; Bezorgde ouders, Reves laatste roman tot nu toe, is wat dit betreft wel zo'n beetje het eindpunt.
| |
● Erotisch supplement
Het object van liefde betreft bijna uitsluitend jonge jongens. ‘Van het mannelijk geslacht’, wordt daar regelmatig voor de zekerheid bij vermeld. (Een enkele verdwaalde geliefde die in plaats van een liefdesdolk een ‘Jacoba-kannetje’ bezit, mogen we buiten beschouwing laten, en verder is in Ik had hem lief sprake van een kortstondig huwelijk met een ‘ongeglazuurde, lekkende, kromme & niet op zijn voet staan willende, nauwe Arabiese vaas’, welke relatie echter gedoemd was te mislukken.) De beschrijving van de mannelijke liefdespartners vertoont door heel Reves oeuvre heen een opvallende stabiliteit. Het volgende citaat (uit Brieven aan Wimie) geeft min of meer de definitie van deze ‘Meedogenloze Jongen’:
Het is een Boesboes, zo'n mooie stoute hond met zijn korte blonde haar, wijde ogen en prachtige jongensmond en zo slank en lenig, met zo'n heerlijke, vrij strakke maar toch niet te nauwe, een heel beetje versleten zwarte corduroy broek om zijn fijne billetjes en benen.
We zien hier een groot aantal elementen van Reves taal der liefde bijeen. Ten eerste: het geven van fysieke kenmerken (haar, ogen, mond en fijne billetjes), waarvan het belangrijkste hier voor één keer niet was genoemd: alle jongens zeulen namelijk een buitengewoon omvangrijk geslacht met zich mee. De aanduidingen daarvan zouden met gemak een supplement op het Erotisch woordenboek kunnen vullen, maar ik moet me beperken tot het vermelden van twee subcategorieën: ener-
| |
| |
•
‘ze raken elkaar kwijt; en juist dát levert de mooiste taal der liefde op’
•
zijds wordt dit geslacht benoemd in krijgskundige termen (van het voor de hand liggende ‘dolk’ of ‘geweer’ tot ‘voorlader’, ‘stormram’ en ‘terugstootloze vuurmond’), anderzijds wordt de terminologie aangepast aan het beroep van de eigenaar: zo heeft een muzikale vriend natuurlijk een ‘zilveren fluit’, een ‘blonde schuiftrompet’ of een ‘hobo d'amore’, en een schilder wordt aangeraden zijn ‘witkwast eens flink in het rond te laten spatten’.
| |
● Zeeverkennersuniform
Ten tweede: de kleding. Ook hier valt een tweedeling te onderkennen in een burgerlijke en een militaire variant. In het eerste geval bestaat de favoriete kleding onveranderlijk uit een quasi-gehavend hemd, en een corduroy of fluwelen broek. In Ik had hem lief ontvouwt de schrijver ons zelfs een complete theorie over het verschil in effect tussen fluweel, dat de huid nabootst, en corduroy, dat door ‘de ribbels met hunne arcering van schaduw’ de schoonheid tempert en verhullend werkt, en daarom een lichte voorkeur verdient. De militante variant behelst een door de struiken gehavend soldatenuniform, bij voorkeur van padvinders, en het liefst nog het roomskatholieke zeeverkennersuniform, ‘vanwege het nauwe korte broekje gepaard aan de kwastjesrijke truttigheid van de rest van het kostuum’.
Een belangrijk kenmerk van Reves liefdestaal is het sadomasochistische element. In een brief aan Wimie beschrijft hij, wanneer de relatie met deze definitief stukgelopen is, aan welke eigenschappen een nieuwe vriend in elk geval moet voldoen: hij moet
flink pervers zijn en dronken kunnen worden alleen al van seksuele ideeën en voorstellingen, en kunnen genieten van ontrouw en wreedheid. Hij moet iets van de kunstenaar, mysticus, overgevoelige esteet en lustmoordenaar in zich hebben, alles nog gestileerd door humor.
‘Zo iemand vind je in dit boerenland niet zo gauw’, laat hij daar mismoedig meteen op volgen. Toch dienen zich steeds weer nieuwe gegadigden aan, zoals Ernest in Ik had hem lief, die meteen de rol van Meester krijgt toebedeeld:
Je mag mij ranselen, vastbinden, martelen, vernederen, ontrouw zijn met Jongens, trappen & slaan, Naakt gevangen houden, kortom alles doen wat goed voor een mens is maar door het Ziekenfonds niet of slechts gedeeltelijk vergoed wordt.
| |
● Roof- en knuffeldieren
In dit spel van slaaf & meester past ook de aan de dierenwereld ontleende toekenning van koosnamen. In Reves liefdespark - waarin overigens onderscheid wordt gemaakt tussen katholieke en niet-katholieke dieren - heten de geliefden Luipaard, Tijger, Wolf, Vos, Beer, merendeels roofdieren dus, wat associaties wekt met ‘het manlijke type’. Maar ook heten ze Knobbelhert, Muis, Woelrat.
Overlopers zijn natuurlijk het Slaapvosje, en het hele arsenaal aan Stoei-, Treur-, Verf-, Tover-, Knuffelen Honingberen. Misschien kunnen beide groepen van meesters en slaven worden samengevat onder de (ook voorkomende) namen van respectievelijk ‘Beest’ en ‘Dier’. Ook in dit opzicht is in Bezorgde ouders een voorlopig eindstadium bereikt met de introductie van Eenhoorn, het eerste fabeldier in dit liefdesbestiarium.
| |
● On-en-loos
Tot slot aandacht voor de eigenaardigheid dat het weergeven van eigenschappen van geliefde jongens vaak in negatieve termen gebeurt. Het eerder genoemde ‘meedogenloos’ is daarvan een voorbeeld.
Zowel het type ongehoord, onschuldig, onmatig, ontembaar, onvermurwbaar, onverdraaglijk als het type meedogenloos, weerloos, mateloos komt opvallend vaak voor. Mogen we hierin een symbool zien voor de onbereikbaarheid en de vruchteloosheid van de door Reve gewenste liefde? Welk een treurnis spreekt er niet uit dit citaat uit Brieven aan Wimie:
Ik verlang erg naar je, en ben erg bezorgd, of alles goed met je gaat en dat je niets kwaads overkomt. Arme M., ik heb erg met hem te doen. Zoon man als mij krijg je nooit meer ergens, jongen, zulk een ideaal mengsel van heerszucht, tolerantie, verliefdheid, geilheid en perversie - nee, verdomd, wie mij heeft, is bepaald niet beroerd af, al denkt hij van wel als hij zoon verwend sekreet is als jij.
Anders dan in de meeste liefdesromans loopt het in déze liefdesgeschiedenissen zelden goed af: in plaats van dat ze mekaar krijgen, raken ze mekaar juist kwijt. En juist dát levert de mooiste, de ontroerendste taal der liefde op. Geen schrijver die dat beter weet uit te buiten dan Gerard Reve, die met recht Schopenhauer kan citeren: ‘Alle liefde is medelijden.’
| |
Liefde
Hoera! De brilleglazen opgewreven!
Ik heb een ideaal om na te streven
En moet een zielsgevoelen nu spontaan -
Romantisch, als het kan - in taal verweven
Sublieme taak! Die mag me niet ontgaan!
Toch onderneem ik haar met enig beven
Ach, wordt het te kitschig, monomaan
Afstandelijk, hermetisch of profaan -
Ternauwernood bedacht, al doodgebleven?
Lyriek heeft echter nog niet afgedaan
Integendeel, ze wordt alom bedreven
En schijnt vooral bij tieners aan te slaan
Fantastisch, zo'n verrijking van ons leven!
Dus laat ons in de verskunst rond gaan zweven -
Een luchtreis van talent en eigenwaan
Ravel heeft weergaloos muziek geschreven
En prachtig is het werk van Titiaan
Chrysanten kunnen ook veel vreugde geven
Hoe treffend is dit alles, hoe verheven!
Thans denkt u: ‘En? Wat moet ik hiermee aan?’
Och, onderzoek de eerste letters even...
Precies! Daar blijkt het duidelijk te staan
|
|