Eufemismen en ouderdom
Riemer Reinsma
Deze maand verschijnt bij uitgeverij Het Spectrum een pocket van Riemer Reinsma over eufemismen: verhullende woorden voor zaken die in klare taal uitgedrukt te hard aankomen. Van de vele onderwerpen die in het boek aan bod komen, neemt Onze Taal de passage op over verbloemende taal voor ‘ouderdom’. Een korte voorpublikatie.
Oude mensen hebben heel lang - en dat was óók al een eufemisme - bejaarden geheten, maar sinds kort zijn de termen ouderen en senioren (seniores is Latijn voor ‘ouderen’) in opkomst. Ouderen (Engels: elderly) is prettig vaag: ouder dan wat? In beginsel lijkt de grens te liggen bij zestig of hoger, maar dat wordt er niet bij gezegd. In het Engels is het eufemisme nog wat verfijnder, men spreekt er van senior citizens; dat laatste woord roept de gedachte op dat de ouderen allemaal nog maatschappelijk actief zijn. Amerikaanse bejaarden worden ook golden-agers genoemd - het mooiste komt aan het eind.
Een vorige generatie Nederlanders bezigde nog wel eens de deftige uitdrukking ‘hij is van geposeerde leeftijd’, maar de Hedendaagse Van Dale vermeldt die al niet meer. Jammer. Geposeerd betekent ‘bezadigd’, en de uitdrukking meldt dus alleen dat iemand zijn wilde haren kwijt is; over ziekte en gebreken wordt gezwegen. Nog flatteuzer klinken op leeftijd, van rijpere leeftijd of gerijpt, waarmee de ouderdom als het ideale levensstadium wordt afgeschilderd. In Britse kledingadvertenties richt de tekst zich tot de ‘rijpe vrouw’. Mensen onder de zestig of zeventig zijn nog niet rijp! Het onbenulligste eufemisme is in dit verband de zinsnede ‘Ze is niet zo jong meer als ze was’, oftewel niet meer zo piep. Niemand is meer zo jong als hij was. Het bedrijfsleven, dat de geposeerde, rijpere en niet meer zo jonge medemens in eerste instantie als klant wil zien, spreekt graag van de silver market, onder verwijzing naar de op die leeftijd meest voorkomende haarkleur. Amerikaanse adverteerders gaan nog een stap verder; een verzekeringsmaatschappij raadt bejaarden aan zich voor te bereiden op de gouden jaren.
In het Nederlandssprekende deel van België circuleert al enkele decennia de term derde leeftijd, een vertaling van het Franse troisième âge. De term is gebaseerd op het Franse idee om de verschillende leeftijdscategorieën gewoon te nummeren - dat maakt de aanduiding voor de bejaarden wat minder beladen. De eerste leeftijd is de kindheid, de tweede de (rijpere) jeugd. Met de derde leeftijd is het overigens net als met de Derde Wereld: niemand heeft het ooit over de nummers een en twee.
Een tehuis voor bejaarden die niet meer voor zichzelf kunnen zorgen, heet in versluierende taal een rusthuis of verpleeghuis. ‘Moeder is niet oud, ze is alleen maar moe’ respectievelijk ‘ziek’. De seniorenflat is de rechtmatige opvolger van de bejaardenflat.
Als het even kan, wordt ook het bijvoeglijk naamwoord oud vermeden, ‘Opa is 88 jaren jong’, heet het dus. Opa is stokoud, maar dat zou je niet zeggen als je hem ziet.
Nederland is flink aan het vergrijzen. De FNV ruikt een prachtige kans en heeft al meegedeeld dat zij discriminatie op grond van leeftijd wil tegengaan. De vakcentrale roept oudere werknemers dan ook op zich te organiseren ten behoeve van ‘een leeftijdsdynamisch personeels- en functiebeleid’. Dat is mooi gezegd. Het eufemisme slaat twee vliegen in één klap. De senioren krijgen een waas van dynamiek, van jeugdigheid dus eigenlijk, en er wordt zo'n beetje aangegeven dat het personeelsbeleid moet worden ‘meegerekt’ met de klimmende jaren van de werknemer.