Een objectief woordenboek?
P.J. Kerstjens - Heumen
De kloof tussen taalgebruik en taalwetenschap blijkt erg diep. Vaak komt de objectiviteit van de wetenschap in botsing met het taalgevoel of de taalopvatting van de leek. Soms echter schiet de objectiviteit van de wetenschappelijk onderzoeker te kort: de leek wordt dan onder het mom van objectiviteit een persoonlijke opvatting voorgehouden.
Dit gevoel had ik toen ik in de Volkskrant van 31 augustus 1991 de recensie las die Frida Balk gaf van de nieuwe uitgave van de Hedendaagse Van Dale (NN). Ze constateert dat deze tweede druk ‘geheel van antisemitische insluipsels (is) ontdaan’. Als reden noemt ze niet dat de hedendaagse omgangstaal wellicht geen antisemitische (bij)betekenissen meer accepteert, maar dat antisemitische kwalificaties niet thuishoren ‘in een objectieve betekenisbeschrijving’.
Dit geeft mij aanleiding tot twee vragen.
Is er geen groot verschil tussen een objectieve betekenis en een objectieve beschrijving? En: als we antisemitische betekenissen menen te moeten schrappen, wat dan te doen met beschrijvingen als ‘lomp, ongemanierd persoon’ voor boer (NN blz. 183)?
Mag dit wel als een objectieve betekenisbeschrijving beschouwd worden? Er zijn voorbeelden te over als we woorden zoeken die discriminerend of beledigend gebruikt (kunnen) worden ten opzichte van bepaalde personen en groepen. Wie die woorden wil weren uit woordenboeken, dient zich echter niet te beroepen op een ‘objectieve betekenisbeschrijving’, omdat een dergelijke aanpak te kort schiet in objectiviteit.